GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 139

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 139

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

besteed. Uit elk van de drie casestudies blijkt hoezeer leven en werk van deze vrouwen zich in de marge hebben afgespeeld. De lijsten van bewaard gebleven composities omvatten in alle gevallen slechts een handvol werken. Het is echter niet uitgesloten dat de dames meer muziek hebben geschreven, die nooit werd uitgegegeven of domweg is verdwenen. Metzelaar vertelt hoe recentelijk in kasteel Twickel bij Delden nog een interessante vondst is gedaan. In een la van een commode werden vele bladen muziek gevonden in het handschrift van Gertrude van den Bergh (1793-1840) een van de drie componistes aan wie Metzelaar een casestudy wijdt. Van den Bergh was de enige van de drie vrouwen uit Metzelaars studie die met de muziek haar brood moest verdienen. Zij bleef ongetrouwd en heeft in haar levensonderhoud voorzien als pianolerares en koordirigente. De andere twee, Josina van Boetzelaer (1733-1797) en Hermina Amersfoordt-Dijk (1821-1892) hadden beiden een echtgenoot die voor het geld zorgde. Voor Van Boetzelaer die uit de hogere kringen afkomstig was, vormde het maken en schrijven van muziek een vrijetijdsbesteding. Zij was dilettante in de achttiende eeuwse betekenis van het woord. Ook Hermina Amersfoordt-Dijk componeerde in de verloren uurtjes. Zij dreef samen met haar echtgenoot een boerenbedrijf in de net drooggelegde Haarlemmermeerpolder, waar het grootste deel van haar tijd en energie in ging zitten. Hoewel zij de eerste Nederlandse vrouw is geweest die zich aan het componeren van een orkestwerk - het oratorium 'Gottes Allgegenwart' - heeft gewaagd, wordt ook zij als dilettante beschouwd. De levensverhalen van de drie componistes die in Metzelaars proefschrift aan de orde komen, vertonen betrekkelijk weinig overeenkomsten. De drie vrouwen leefden in verschillende tijdperken en onder moeilijk vergelijkbare omstandigheden. Omdat het beschikbare bronnenmateriaal in omvang en aard zeer divers is, verschillen de casestudies ook wat opbouw en structuur betreft aanzienlijk. De oudste van de drie, Josina van Boetzelaer, is een typische represen-

tant van de achttiende-eeuwse muziekcultuur in de welgestelde kringen. Ze werd in 1733 in Den Haag geboren en zal, zoals dat binnen haar klasse gebruikelijk was, opgevoed zijn door een Franse gouvernante met lessen in goede manieren, in dans, borduren en muziek. Als jonge vrouw is Josina van Boetzelaer hofdame geweest bij de prinsessen van Oranje aan het hof in Den Haag. De muziekcultuur bloeide er. Van Boetzelaer werd geacht de prinsessen te vergezellen naar de vele concerten die werden gegeven. In 1765 woonde ze bijvoorbeeld in het gezelschap van de Haagse elite het concert bij van de twee wonderkinderen Wolfgang en Maria Anna Mozart. Daarnaast was ze als hofdame betrokken bij het huiselijk musiceren. Mogelijk heeft ze bij kamerconcerten de prinsessen begeleid of als zangeres aan de muzieksessies in het paleis deelgenomen. Hemels geluid

Na haar huwelijk - ze was inmiddels 35 jaar - besloot Josina van Boetzelaer compositielessen te nemen. Terwijl haar echtgenoot zich stortte op zijn miliatire carrière, zat zij met haar Italiaanse muziekleraar Ricci over het notenpapier gebogen. Tussen de zwangerschappen door wijdde ze zich aan de muziek. Metzelaar wijst erop dat het niet alleen uitzonderlijk was dat een dame uit haar kringen het besluit nam om te gaan componeren, maar vooral ook dat ze haar composities onder eigen naam heeft laten uitgeven. Van Josina van Boetzelaer zijn vier werken overgeleverd, waaronder zes liedjes voor solozang op Italiaanse tekst en een aantal aria's met begeleiding van een kamerorkest. Van Boetzelaer sluit zich aan bij het gebruik om de muziekstukken op te dragen aan een inspirerend of anderszins belangrijk persoon. Twee keer noemt ze daarbij de namen van twee verschillende vrouwelijke componisten uit Italië, wat er op wijst - zo meent Metzelaar - dat ze zich bewust was van haar uitzonderlijke rol als vrouwelijke componist in een geheel door mannen gedomineerd werkveld. Wat het achttiende-eeuwse Nederland betreft is Van Boetzelaer in elk

geval de enige vrouw van wie bekend is dat ze muziek geschreven heeft. Gertrude van den Bergh die nog net in de achttiende eeuw geboren werd, had een heel andere achtergrond dan Van Boetzelaer. Ze was uit een wat minder welgestelde familie afkomstig, maar wel uit een gezin waar aandacht aan muziek werd besteed. Gertrude, die op zesjarige leeftijd met pianolessen begon, bleek een wonderkind te zijn. Ze was negen jaar oud toen ze haar eerste pianosonate schreef. Naar uit een krantenbericht van 1809 blijkt, is Gertrude op jeugdige leeftijd samen met een jonger zusje concerten gaan geven. Hun vader trad op als hun manager. Het publiek was enthousiast. "Zowel de uitvoering als de compositie van het zestienjarig meisje waren smaakvol en kunstzinnig", schreef de krant over Gertrude van den Bergh. Het leek het begin van een glansrijke loopbaan. Maar nadat Van den Bergh een aantal jaren had rondgereisd als pianiste en her en der succesvol had geconcerteerd, brak ze haar carrière af en vestigde zich in Den Haag. De reden voor dat abrupte besluit is niet bekend. Het was gebruikelijk dat jonge vrouwen hun loopbaan opgaven als ze trouwden, maar dat kan voor Van den Bergh de reden niet zijn geweest. Hoewel ze van tijd tot tijd nog wel eens optrad, kwam het zwaartepunt van Van den Berghs werk op het lesgeven te liggen. De kinderen van de adellijke Haagse families klopten bij haar aan voor hun pianolessen. De roem die ze als pianiste had geoogst, was echter nog niet vergeten. Een Duits dichter wijdde in 1819 een tien pagina's tellend gedicht aan haar kwaliteiten: "Jouw toverspel dat in de ziel doordringt / Uit de verstarring ontstaat een stroom hete tranen / wanneer jouw hand een hemels geluid voortbrengt", aldus enkele regels uit het dichtwerk. In 1830 werd Gertrude van den Bergh gevraagd om een van de dertien eerste ereleden te worden van de pas opgerichte Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst (MBT). Ze was de enige

vrouw die een dergelijke eer te beurt viel, en dat zou vierentwintig jaar zo blijven. Aan MBx-leden werd gevraagd een oordeel te geven over door anderen

wcs MAART/APRIL 1997

59

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 139

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's