GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 99

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 99

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een ongelovige heeft daai natuurlijk geen boodschap aan. "Dat klopt. Daarom noemt de Leidse filosoof Herman Philipse, auteur van 'Het atheïstisch manifest', mij een crypto-atheïst. Maar ik vind het een heel elementair mensenrecht dat gelovigen zélf mogen uitmaken wat ze geloven. Van Philipse moet ik eerst het bestaan van het opperwezen aannemen; pas daarna wil hij verder praten. Wat ik voor een filosoof heel ernstig vind is dat Philipse in dat pamflet constant aan het toetsen is of iets

"Je hebt de theologie helemaal niet meer nodig. Vanuit de godsdienstwijsbegeerte kom je tot dezelfde resultaten."

wel of niet in overeenstemming is met de rede, maar zelf verzuimt het begrip 'rede' te definiëren. De allereerste vraag die je als filosoof moet beantwoorden, is de invulling die je aan zo'n begrip wilt geven. Lees je tussen de regels door, dan zie je dat Philipse met 'rede' de empirische wetenschap bedoelt. Maar als 's mans rede-begrip inderdaad samenvalt met de empirische wetenschap, dan is daarmee zijn hele betoog in één klap zinloos geworden. Zijn eigen beweringen zijn namelijk wijsgerig van aard en, volgens zijn eigen maatstaven, dus ook niet wetenschappelijk." Begrijp ik u goed als ik zeg dat volgens u de grens tussen filosofie en theologie minder strak te trekken is dan doorgaans wordt gedaanl "Sterker nog: in mijn boek verdedig ik de stelling dat je de theologie helemaal niet meer nodig hebt. Vanuit de godsdienstwijsbegeerte kun je tot dezelfde resultaten en hetzelfde inhoudelijke engagement komen als in de theologie. Uitgangspunt voor dit standpunt was de felheid waarmee Levinas, één van de hedendaagse filosofen in wiens werk ik mij nogal heb verdiept, heeft betoogd dat de theologie zou moeten wwden afgeschaft, omdat het spreken van theologen over God zijns inziens altijd vals klinkt. Ik vroeg mij af: waarom mag de godsdienstwijsbegeerte van jou wèl wat de theologie niet mag. Zo kwam ik erachter dat Levinas een theologie die zich versmalt tot de vraag naar God en Zijn eigenschappen, helemaal niet nodig heeft, maar dat hij zich uitsluitend beroept op religieuze ervaringen."

Simon Vestdijk heeft eens gesproken over 'de genade van de rijmdwang'. En ook Nij hof f meende: de boodschap gaat dóór het medium van de vorm. 'Wil je gevoelens uitdrukken', zei hij, 'doe het in een dagboek; daar kun je je hart in uitstorten.' Ervaringen krijgen pas esthetisch gehalte als zij de loutering van de vorm zijn gepasseerd. Door die vorm kristalliseert een gedachte zich uit tot iets met meerwaarde, tot iets dat zelfs uitstijgt boven hetgeen de dichter er zelf heeft ingelegd. De dichter zegt meer dan hij bedoelt. Anderen ontdekken wat hij zelf nog niet wist. Volgens mij doelde Nijhoff daarop toen hij zei: 'Kijk maar, er staat niet wat er staat.' Daarom bemoeide hij zich ook nooit met de manier waarop men zijn gedichten interpreteerde. Hij koos daar geen partij in. Maar hij vond al die uiteenlopende interpretaties wèl buitengewoon interessant. "Dat er niet staat wat er staat, of zelfs méér dan er staat - dat is het wezen van de inspiratie. Tegen al die theologen die zeggen op zoek te zijn naar inspiratie, zou ik dan ook willen zeggen: je hoeft helemaal niet zo ver te zoeken. Elke literatuur, elk gedicht is geïnspireerd. Poëzie is het samengaan van ervaring en inspiratie. Maar als gevolg van de leer van het autonome subject, die vooral ook de theologie parten is gaan spelen, weet men zich daar geen raad meer mee: een autonoom mens wil zich niet laten inspireren, uit angst zijn autonomie te verliezen." De dichters - naast Achterberg en Nijhoff ook Wallace Stevens en Paul Celan - op wier poëzie u zich baseert, staan bepaald niet allemaal als gewaarmerkte christelijke dichters te boek. "Waarom zou dat moeten? Bij Nijhoff gaan religieuze gedichten vaak over de meest banale zaken - over een pas schoongemaakte keuken bijvoorbeeld, of over een tramconducteur die de beweging van de ruitenwisser voor zijn neus associeert met schaatsenrijden, en die daarachter het perspectief van een komende wereld ziet. Wat heet religieus? Met die vraag ben ik terug bij wat ik zoeven ook al zei naar aanleiding van het tweede gebod: ik wil het helemaal niet over God hebben, maar alleen over het Koninkrijk van God." fotografie: Lenny Oosterwijk

U houdt niet van dogmatiek, schrijfi u in uw boek. Want vóór iets een geloofsartikel is geworden, is de taal al twee keer platgeslagen. In psalmen en gedichten, ook gedichten van niet-christelijke dichters, is veel meer waarheid te vinden, zegt u. Wat is voor u de meerwaarde van de poëziel "Poëzie is geconcentreerde ervaring; de meest geconcentreerde die je je denken kunt. Men zegt wel eens: de kunst van het schrijven is weglaten. In de poëzie is die gedachte tot absolute norm verheven. Ook metrum en rijm leggen beperkingen op;

wcs

MAART/APRIL

1997

19

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 99

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's