GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 327

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 327

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

tot het normale jargon behoort doch overgeheveld naar het Leger des Heils een onverdraaglijk ding wordt", schreef Zijderveld in zijn 'Sociologie van de zotheid' (1971). Veiligheidshalve maar afzien van grappen maken is echter helemaal uit den boze. Humor is een ontontbeerlijk sociaal smeermiddel. Iemand van een gebrek aan gevoel voor humor beschuldigen is een van de ergst denkbare beledigingen. In ons land begeven zich enkele tientallen wetenschappers in het mijnenveld van het humor-onderzoek. Het zijn vooral psychologen, antropologen, volkskundigen en historici. Ze hebben zich verenigd in een werkgroep die inmiddels enkele malen is bijeengekomen. De interesses en invalshoeken liggen te ver uiteen om de verschillende disciplines in praktisch onderzoek te laten samenwerken, maar het is altijd leuk om ervaringen uit te wisselen. Hoewel: een hele dag over humor praten, dat is geen garantie voor onbekommerd vermaak, verzekeren enkele werkgroepleden. Integendeel zelfs. "Het is heel akelig, niemand lacht", zegt ontwikkelingspsychologe drs José Bakker van de Universiteit van Amsterdam. "Het is een verbijsterende ervaring om een lezing te houden voor die werkgroep", zegt dï Theo Medei van het Amsterdamse P.J. Meertensinstituut voor Volkskunde, Dialectologie en Naamkunde. "Die mensen zijn gepokt en gemazeld in het humoronderzoek en hebben de meeste moppen wel gehoord. Dus als je er eentje vertelt, komt er geen enkele reactie. Uitgestreken gezichten. Terwijl je in ieder ander gezelschap toch wel een gniffel of een lachje zou horen. Maar nee hoor. Alles wordt direct analytisch opgevat."

advocaat en dichter. Vóór Dekker hadden slechts vijf neerlandici de documenten geraadpleegd, zonder er iets mee te doen. Dat lag ongetwijfeld aan de aard van de teksten in de schriften; bijna tweeduizend moppen waren het, met zorg door Van Overbeke verzameld. Dekker was de eerste die de verhaaltjes serieus onderzoek waardig achtte. "Natuurlijk kennen we de kluchten en komedies uit de Gouden Eeuw", zegt Dekker. "Maar dit zijn moppen die echt circuleerden. Tenminste, dat nemen we aan. In het milieu waarin Van Overbeke verkeerde, de advocatuur, was er kennelijk behoefte spanningen weg te lachen. Dat gebeurde met grappen over mensen met bochels en andere lichamelijke gebreken, en natuurlijk ook met seksueel getinte grappen. Nog meer dan tegenwoordig, zou ik zeggen. Veel moppen gaan over omgekeerde hiërarchische verhoudingen: een vrouw die op seksueel gebied ineens de leiding krijgt. Maar ze gaan ook over gezag op het werk. Daarover maken we nu geen grappen meer. De medewerker van de postkamer die achter het bureau van de directeur gaat zitten, dat vinden we niet meer leuk. "Als je de moppen van Van Overbeke leest, kun je de schilderijen van iemand als fan Steen, een tijdgenoot, beter begrijpen. De moppen zijn vaak verhaaltjes bij die schilderijen, waarop mensen van uiteenlopend pluiinage voorkonren. Kwakzalvers, bijvoorbeeld. Als je toentertijd in gezelschap zo'n schilderij bezichtigde, dan kon je zeggen: ah, ik weet nog wel een grap over een kwakzalver. Mop en kunstwerk vulden elkaar naadloos aan." Uit reisverhalen van buitenlanders die ons land aandeden, leidt Dekker af dat de Hollanders tot het einde van de zeventiende eeuw de reputatie hadden een

grappenmakend volkje te zijn. "In de reisverslagen lees je: met die Hollanders kun je lachen. Vanaf de achttiende eeuw zie je die opmerkingen niet meer terug, en verwierven we bekendheid om onze stugheid en somberte. Tja, er is geen eenduidige verklaring aan te geven voor die vrij plotse omslag. Het is zeker zo dat de ideeën van een gereformeerde predikant als Voetius dominanter werden. Hij schreef ooit: wie veel lacht op aarde, zal schreien in het hiernamaals. Wie de gebreken van anderen bespotte, beging een regelrechte zonde." Ook uit de afgenomen oplage van kluchtboeken rond 1675 kan volgens Dekker worden afgeleid dat "de humor in de samenleving als geheel wat op de achtergrond raakte". Over de humor van tegenwoordig is de historicus weer wat hoopvoller gestemd; sinds de jaren vijftig gaat het volgens hem weer opwaarts met het imago van de Nederlandse grap. "Iemand als Rudi Cariell heeft successen behaald, het blad Donald Duck wordt deels door Nederlanders getekend en gaat de hele wereld over, Nederlandse cartoonisten staan in 'The New Yorker'. Voor een top heb je een brede basis nodig, en die hebben we nu kennelijk." Censuur Is er echt sprake van een humorconjunctuur? Volkskundige Theo Meder, van huis uit neerlandicus en mediëvist, gelooft er niets van. "Ik hoorde een streng gereformeerde man laatst een leuke grap vertellen, over het feit dat hij thuis altijd het laatste woord had: 'Ja vrouw'. Het kan zijn dat je de indruk hebt van een conjunctuur omdat er in het bronnenmateriaal gaten vallen in de tijd. Ik ben geneigd te zeggen dat de intensiteit van de humorbeleving vrij constant blijft. Zoals ik ook geloof dat

Bochels Historici zijn ruim vertegenwoordigd in de humor-werkgroep. Dr Rudolf Dekker, verbonden aan de Rotterdainse Erasmus Universiteit, is een oudgediende. Vijftien jaar geleden stuitte hij in de Koninklijke Bibliotheek bij toeval op vijf oude schoolschriften met het opschrift 'Anecdota'. Enig speurwerk leerde dat de eigenaar Aernout van Overbeke is geweest, een zeventiende-eeuwse Haagse

wcs

SEPTEMBER/OKTOBER 1997

31

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 327

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's