GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 277

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 277

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Natuurlijk verdwijnt er af en toe een boompie met een hap gras of kruiden in de maag van de grazers, maar als geheel profiteren de eiken in dit geval van de begrazing. Het zijn juist deze sturende principes waardoor grote grazers zo populair zijn in het beheer van natuurgebieden. Hierbij is de intensiteit van de begrazing, het aantal dieren per oppervlakte, van zeer groot belang. "De begrazing door soorten als rund en paard werkt als een ordenend principe in een langzaam van plaats wisselend evenwicht tussen bos en grasland. Bij te hoge dichtheden van grazende dieren takelt het bos af doordat er te weinig verjonging plaatsvindt: het beeld verschuift meer en meer in de richting van weiland. Bij te lage dichtheden verschuift het beeld richting eikenbos, doordat er veel verjonging optreedt in het open grazige gebied. Is er eenmaal bos dan blijft verjonging weer achterwege", beschrijft Vera. Knabbelaars Behalve de intensiteit van de begrazing is ook de keuze van de begrazer van groot belang. Tussen de grote grazers bestaan opmerkelijke verschillen. Zo zijn paarden (hiertoe worden ook de juist voor natuurbeheer zo belangrijke kleine Koniks en Shetlandse of IJslandse pony's gerekend) de meest exclusieve grazers, met een uitgesproken voorkeur voor gras. Zij zijn bij uitstek sociale kuddegrazers die - met uitzondering van de jonge hengsten leven in haremverband. Paarden kunnen van alle graseters voedsel met de laagste voedingswaarde en verteerbaarheid consumeren. Als niet-herkauwer hebben zij echter een minder efficiënte spijsvertering, waardoor zij mest produceren die veel minder verteerd is. Ook runderen (of ze nu Schotse Hooglander, Galloway, Lakenvelders of Heckrund heten) zijn echte, sociale grazers die slechts iets minder exclusief op gras gericht zijn. Geiten zijn daarentegen meer individualistische knabbelaars, die met hun zeer beweeglijke bek ook braam en boombast zeer goed aan kunnen. Ze kunnen zeer selectief foerageren en worden bijvoorbeeld ingezet om opslag van jonge boompjes te verwijderen. Hoewel men de keuze voor een bepaalde

grazer wel enigszins kan beredeneren, bestaat nog veel onduidelijkheid over de precieze invloed van de dieren op het ecosysteem. De aanwezigheid van de dieren uit zich nu eenmaal niet alleen in het resultaat van het grazen. De dieren worden na introductie onderdeel van het volledige ecosysteem, met allerlei minder in oog lopende gevolgen. Zo verspreiden de grazers soins bepaalde zaden, vertrappen ze legsels van grondbroedende vogelsoorten of veroorzaakt de afgeworpen mest een enorme stijging in de populatie mestkevers. Volgens dr f. G. de Molenaar, onderzoeker bij het Wageningse Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), is er

over de exacte werking en invloed van begrazing in natuurgebieden nog relatief weinig bekend. De Molenaar heeft in opdracht van het Ministerie van LNV een uitgebreide evaluatiestudie uitgevoerd naar het gebruik van gedomesticeerde grazers in natuurgebieden. In een recente publicatie concludeert hij dat voor veel onderzoekers de graasactiviteiten van het vee nog een 'black box' vormen: het effect wordt wel genoteerd, maar het proces zelf krijgt weinig aandacht. "Alleen kijken naar de effecten is niet voldoende. Begrazing wordt nu vaak wat ondoordacht toegepast. Als een beheerder wil weten waar, wanneer en hoeveel beesten hij moet inzetten, is kennis van de achterliggende processen onmisbaar", aldus De Molenaar. Begrazing is een ingewikkeld proces dat op veel fronten gevolgen heeft. Men kan zich daaroin afvragen of er soms geen sprake is van het binnenhalen van het Paard van Troje. "Grazen is op zich natuurlijk, maar als je naar de dieren kijkt, moet je constateren dat ze niet natuurlijk zijn. Paarden, schapen en geiten zijn van nature niet inheems. Een koe is in principe als nazaat van het rund wèl natuurlijk, maar van de dichtheden waarin dat oerrund voorkwam, hebben we geen notie. Ook begrazing door zo'n dier blijft dus een kunstmatig beheersmiddel. Het is een illusie te denken dat we oernatuur met oerrunderen uit onze hoge hoed kunnen toveren", stelt Molenaar. Een puur praktische bezwaar is bovendien de versnippering van de natuurgebieden, waar-

door het natuurlijke, rondtrekkende gedrag van grazers ernstig wordt belemmerd. Destructieverplichting Volgens de Wageningse onderzoeker dr Michiel Wallis de Vries zijn de meeste natuurgebieden in West-Europa zonder menselijke ingrepen niet geschikt voor het handhaven van populaties grote grazers. Door de versnippering en incompleetheid van deze gebieden is lang niet altijd voldoende goed voedsel beschikbaar. Dit kan leiden tot een verminderde groei, vertraagde opbouw van vetreserves, botafbraak en afwijkend eetgedrag van de grazers. Uit waarnemingen bij begrazingsexperimenten op de Doorwerthse Heide (50 ha) bleek dat runderen zelfs over gaan tot het eten van (resten van) konijnen om aan de behoefte aan mineralen te voldoen. Klachten over het ontbreken van verzorging voor de uitgezette Heckrunderen in het natuurgebied Oostvaardersplassen leidden afgelopen strenge winter zelfs tot Kamervragen. Staatsbosbeheer staat hierbij voor een dilemma: bijvoeren is onnatuurlijk, maar het laten sterven van de honger is wel erg hardvochtig. Bovendien is iedereen die dieren houdt in een omheind terrein op ethische en juridische gronden verplicht om ze de nodige zorg te bieden. De veehouders in de omgeving vreesden bovendien dat hun vee besmet kan raken door de kadavers van koeien en paarden die in het veld blijven liggen. Staatsbosbeheer heeft weliswaar een ontheffing gekregen van die destructieverplichting, maar daarvoor dient de veestapel wel vrij te zijn van een aantal besmettelijke veeziekten. Inmiddels is gebleken dat sommige Heckrunderen in contact zijn geweest met de besmettelijke koeiengriep (IBR). Voor onderzoek zijn er daarom dit voorjaar 25 heckrunderen afgeschoten. Als blijkt dat er sprake is van een hoge iBR-besmetting onder de kudde zal worden gezocht naar een methode om de ziekte uit te roeien. Soms is Nederland gewoon te klein voor grote grazers.

fotografie: Lenny Oosterwijk, m e t dank aan Dankeld

wcs

IULI/AUGUSTUS

1997

53

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 277

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's