GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 54

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 54

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

jaar is, zet het zijn eerste aarzelende stappen. Die reeks ontwikkelingen voltrekt zich in ieder kind min of meer automatisch. De ouders hoeven het kind die opeenvolgende stadia niet voor te doen. Nog weer wat later begint het kind zijn eerste woorden te spreken. Het is iedere keer weer verbazingwekkend om te zien hoe snel een klein kind zich de moedertaal eigen maakt, van losse nagesproken woordjes tot grammaticaal steeds ingewikkelder zinnen. Piaget en andere kinderpsychologen hebben op basis van observatie een vrij nauwkeurig beeld gegeven van de diverse ontwikkelingsstadia die in het leren van een taal worden doorlopen, maar zij hebben nooit antwoord kunnen geven op de vraag hoe het komt dat een kind dat kan, een taal leren. Noam Chomsky suggereerde dat er in ieder mens een soort 'taalskelet' aanwezig was, gevormd op basis van een 'universele grammatica'. In het verloop van het leerproces dat het kind doormaakt zou dat taaiskelet steeds verder met levend taaiweefsel worden bekleed. Het beeld van een universele grammatica was al moeilijk voor te stellen als men bedenkt hoe groot en ongelijksoortig het aantal talen is dat er op de wereld wordt gesproken, het veronderstelt ook dat er in het brein al iets klaarligt, een soort mal die alleen nog maar gevuld hoeft te worden met een taal. Er is echter niets dat op zo'n gang van zaken wijst. Het lijkt er eerder op dat er helemaal niets is, of liever gezegd alleen een 'vermogen tot'. Op een bepaalde leeftijd is ieder kind in staat, op basis van de taal die om hem heen gesproken wordt, zich die taal eigen te maken. Zoals bekend neemt dat vermogen alweer snel af, zoals blijkt uit de zeldzame gevallen waarin kinderen in de taalgevoelige leeftijd taal onthouden werd. Ook hier, zo vermoedt men, is een 'versnelde' evolutie aan het werk. Het kind wordt gedreven door zijn ontdekking dat het met taal zijn omgeving kan besturen, er macht over kan uitoefenen. Als hij de taal verkeerd of onbegrijpelijk hanteert hebben zijn uitspraken geen of de verkeerde gevolgen. Het is dus in het belang van het individu om die taal correct te leren spreken. Al gauw blijkt het kind zich op een geheel eigen wijze van de taal te kunnen bedienen. Zijn omgeving begint hem als een persoon te zien. tische gegevens en basisinstincten, anderzijds is het in samenspraak tussen een op zich 'leeg' brein en de prikkels uit de omgeving dat zoiets als een persoonlijk brein, een persoonlijkheid, of, zoals men het vroeger noemde, een' ziel', in een mens ontstaat. Het zou mooi zijn als die theorie waar zou zijn want zij zou antwoord geven op een aantal tot nu toe onbeantwoorde vragen. In de ontwikkeling van iedere baby voltrekken zich processen die min of meer automatisch hun beslag lijken te krijgen. Een baby wordt geboren met een aantal 'aangeboren' reflexen, gericht op directe overleving, zoals het vermogen tot drinken, het ontwijken van pijn. In de loop van de maanden leert de baby een groot aantal zaken waarin de opvoeding of de omgeving nauwelijks een rol spelen. Het kind probeert zich eerst om te draaien, probeert daarna te gaan zitten en als het dat eenmaal kan begint het zich op te trekken en later, als het ongeveer een

54

wcs

JANUARI/FEBRUARI

1997

Filosofen hebben zich honderden jaren het hoofd gebroken over wat zij de menselijke geest of ziel noemden. Vaak plaatsten zij de ziel buiten het brein, als een oppermachtige instantie die na verleende diensten dan ten hemel steeg waar hij geacht werd ook vandaan te komen. Dat beeld van een afzonderlijke ziel is hardnekkig omdat het gevoel er een te hebben zo duidelijk lijkt. Tegenwoordig noemt men de ziel bewustzijn, maar dat doet aan het gevoel niets af dat er iemand in ons hoofd zit, iemand die 'denkt', iemand die praat, al is het dan zonder stem. Op een gegeven moment ontdekt het kind dat het niet langer onderdeel van de wereld uitmaakt, maar dat het tegenover de wereld staat. Het ontdekt de draagwijdte van het woordje 'ik'. De dichteres Elizabeth Bishop heeft dat moment van ontdekking eens schitterend onder woorden gebracht in haar gedicht 'In de wachtkamer'.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 54

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's