GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 39

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 39

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

behalve eventueel in die schaarse gevallen waarin de geestelijke of lichamelijk volksgezondheid ernstig wordt bedreigd. Potten En hoe zit het ten slotte met de bonafide reguliere wetenschap? Gaat daar nooit iets mis? Ja dus, daar gaat regelmatig iets mis. Wetenschap is moeilijk. In de wetenschap worden vreselijk veel fouten gemaakt. Rekenfouten, denkfouten, leesfouten, interpretatiefouten. Eigenlijk zou elk onderzoeksinstituut zijn eigen skepsis-afdeling moeten hebben: een methodische accountantsdienst. Alleen, het controleren en corrigeren van bonafide, maar verdwaalde, reguliere onderzoekers is buitengewoon lastig. Dat werk begint met goed lezen. Maar vaak zit daar al het eerste probleem. Het schrijven van wetenschappelijke publicaties is onderworpen aan een reeks van conventies en regels. De eerste persoon enkelvoud is vaak nog taboe. En voor wat die eerste persoon denkt, voelt en eventueel betwijfelt, is vaak gewoon geen ruimte. Alles moet zekerheid en objectiviteit uitstralen, dus waar die ontbreken wordt ze uit het niets geschapen. Een studiegenoot van mij schreef ooit op dat ze voor haar proeven een bepaald soort potten had gebruikt omdat die ruim voorhanden waren. Nou, dat mocht niet. Dus verzon ze een reden waarom die potten voor haar onderzoek precies de juiste maat hadden. Dat mocht wel. Om soortgelijke redenen wordt onderzoek dat begon met een leuke inval op vrijdagmiddag, met veel omhaal van woorden wetenschappelijk en maatschappelijk relevant gemaakt voor het gepubliceerd kan worden. Je kunt daarover vallen, maar je kunt zoiets de onderzoeker nauwelijks aanrekenen. Om te snappen wat er in een bepaald onderzoek gebeurt en waarom, zul je de context moeten kennen, en die context bestaat vaak uit bergen literatuur. Veel relevants wordt helemaal niet opgeschreven omdat het, voor de onderzoeker en zijn collega's, vanzelf spreekt. Conclusies uit onderzoek komen meestal voort uit ingewikkeld statistisch

rekenwerk. Daar kan veel bij fout gaan, maar om dat te achterhalen, zul je de betrokken statistiek wel moeten snappen. En in steeds meer wetenschap spelen mathematische modellen een cruciale rol. Zonder kennis van wiskunde valt daar nauwelijks iets van te begrijpen. Kortom, bronnen van wetenschappelijk dwalen genoeg, en reden genoeg om daar theoretische specialisten zo nu en dan eens opnieuw naar te laten kijken. Is dat werk voor skeptici? Jam Ik heb een foto van mijn grootmoeder, die veel voor me betekent. Hij is gemaakt zo rond 1910 toen zij een jaar of twintig was. Mijn eerste herinneringen aan haar gezicht dateren van rond haar zeventigste, een 'oud' gezicht dus. Maar ze was ook iemand met wie ik veel belangstellingen deelde en met wie ik flink kon lachen; helemaal niet 'oud' dus, en die foto past daar wonderwel bij. Hij ligt in een doos in een kast waarin ik meer van dat soort waardevols bewaar. Ik zie hem nooit, ik doe er niets mee, maar ik zou het vreselijk vinden als hij weg was.Ik heb ook een koelkast vol etenswaar. Wat daarin zit is voor mijn directe overleven veel belangrijker dan die foto van oma, maar als u hongerig binnenvalt kunt u daaruit pakken wat u wilt. 't Is allemaal vervangbaar. Het verschil tussen de scepticus en de skepticus heeft veel te maken met het verschil tussen zo'n doos vol schatten en een koelkast vol eten. De scepticus bewaart zijn theorieën in de koelkast. Hij heeft er altijd wel wat in voorraad, maar deelt er achteloos van uit, en als ze op zijn gaat hij nieuwe halen. De skepticus, zo vermoed ik, bewaart zijn theorieën in zijn doos met schatten. Ze zijn nauw verweven met wie hij als mens is. Stel nu eens dat morgen blijkt dat DNA niet meer is dan een verbinding waarin op weinig efficiënte wijze energie voor de celkern wordt bewaard, of dat de wereld ondanks alles toch in precies zes maal vierentwintig uur tot stand was gekomen. Onvoorstelbaar ideeën, echte wetenschappelijke revoluties! Wat bete-

kent dat dan voor skep- en sceptici? Ik herinner me nog goed hoe leuk het was als de jam op was, en we nieuwe mochten halen. Een nieuwe smaak uitzoeken. En dan de eerste boterham uit het nieuwe potje ... heerlijk. Zo ongeveer zal de scepticus reageren: onverwachte vergezichten, even niet belemmerd door een dichtgegroeid woud van zekerheden! Maar de skepticus, zo vrees ik, zou flink ontredderd raken. De bodem valt uit zijn bestaan, zijn doos met zekerheden blijkt opeens leeg. Hij wist wie hij was en wat hij hier deed omdat hij wist hoe hij werkte en ontstond. En opeens weet hij niks meer. Zou het kunnen dat de angst voor zulk soort onzekerheid verklaart waarom hij zo manmoedig vecht tegen alles wat strijdig is met zijn levensbeschouwelijke fundamenten? En laten wij door zulke fundamentalisten onze wetenschap bewaken? f o t o : Lenny Oosterwijk, m e t dank aan Michiel en Quinten

wcs

JANUARI/FEBRUARI 1997

39

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 39

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's