GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 135

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 135

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

niet uitgevonden, maar slechts onder woorden gebracht. In deze laatste constatering ligt meteen ook de verantwoordelijkheid van de auteur als discussiepunt ter tafel. Is hij aansprakelijk voor de eventuele uitwerking die zijn literaire produkten op de lezer kan hebben, of het misbruik dat derden daarvan maken? Heeft hij daarmee rekening te houden, en moet hij, in dat vooruitzicht, zichzelf desnoods censureren? Of is dat nu juist het allerlaatste dat men van een kunstenaar kan en mag verlangen? In een van haar essays uit de bundel 'Een verlangen naar ontroostbaarheid' zet Pathcia de Martelaere zich af tegen de gedachte dat men aan een schrijver eisen van morele aard zou kunnen stellen. De activiteit die hij ontplooit, schrijft zij, "is ongemotiveerd en onverantwoordelijk, hij spreekt niemand aan, doet geen appèl, en is ook zelf niet aanspreekbaar, en niet aansprakelijk. De schrijver is volstrekt onbekwaam om rekenschap af te leggen van wat hij doet en wat hij wil, hij kan niets doen (...). In het schrijven, zoals in de vertwijfeling, slaat het geweten te pletter tegen zichzelf. De 'moraal' van het schrijverschap is die van de interne oppositie, de op de spits gedreven contradictie, de onophefbare negaties." En om haar argumenten nog meer kracht bij te zetten, citeert zij de radicale denker Maurice Blanchot: "Literatuur is de negatie van de moraal, zoals ze ook de negatie van de wereld is. (Literatuur, zegt Blanchot, sympathiseert met duisternis, met doelloze passie, met onwettig geweld, met alles in de wereld dat gestalte geeft aan de weigering om in de wereld te komen.)" l'Art pour l'art Ofschoon deze schets van het schrijverschap wellicht wat al te romantisch en (dit in de letterlijke betekenis van het woord) idealistisch overkomt, is het in principe a-, zo niet immorele, karakter van de literatuur hiermee kernachtig onder woorden gebracht. Literatuur is niet alleen a- of immoreel, zij dient bovendien geen enkel, laat staan een 'hoger', doel. Want iedere kunst die zich in dienst stelt van een ander, door de minder kunstminnende goegemeente doorgaans 'hoger' geacht, doel dan zichzelf, is per definitie ongeloofwaardig en zou eigenlijk de naam 'kunst' niet langer mogen dragen. Dit mag misschien een achterhaald l'art pour i'art-standpunt lijken, maar dat maakt het nog niet op slag onwaar. De juistheid van de stelling is namelijk onomstotelijk bewezen door het feit dat alle pogingen in het verleden om kunst in te zetten bij het verspreiden en propageren van ideologieën, nooit enig succes hebben opgeleverd; niet bij de ontwikkeling van nationale gevoelens in de negentiende eeuw, zoals prof. Varga zelf al liet zien, niet in nazi-Duitsland, niet in sovjet-Rusland, noch in welk ander meer of minder totalitair regiem in de wereld ook. Kunst laat zich voor geen enkele kar spannen. Zélfs niet voor die van Varga, als hij suggereert dat het bevorderen van een 'niet-geschiedvervalsende' literatuur een andere, betere maatschappij zou opleveren. Het is waar: iedere samenleving krijgt de kunst die zij verdient. Maar daarmee is het omgekeerde nog geen feit: moralistische, opbeurende of anderszins stichtelijke letterkunde leidt niet tot

een samenleving van louter brave borsten. Integendeel, ben ik geneigd te denken. In het compromisloze, a- of immorele karakter van de literatuur en andere kunstuitingen, ligt - eerder dan m het 'mooie' ook de aantrekkingskracht die zij op de consument uitoefenen. Wie zelf een saai en eentonig bestaan leidt, wil dat zijn literatuur in elk geval groots en meeslepend is, en niet bij voorbaat blijft binnen de perken van dezelfde fatsoensnormen die buiten het boek het dagelijks leven al bepalen. Deze omstandigheid maakt dat iedere waarachtige kunstuiting op de een of andere manier wel nieuw, oorspronkelijk, grensverleggend, of, in de terminologie van prof. Varga, 'extreem' móet zijn. De literatuurliefhebber wil niet lezen wat hij al wist noch bevoogdend worden toegesproken; hij wil verrast, overrompeld en van zijn stuk gebracht worden. Langs de afgrond

Prof. Varga heeft groot gelijk: lezen en schrijven zijn geen waardenvrije bezigheden en literatuur is geen vrijblijvend cultuurgoed. Maar dat betekent nog niet dat we de literatuur - als dat al kon - mogen inzetten bij het verbeteren van de wereld. Kunst laat zich niet sturen. Zij gaat haar eigen weg. En die weg voert rakelings langs de afgrond, alwaar de lezer, als het goed is, een blik in de huiveringwekkende diepte van zijn eigen bestaan wordt gegund. Laten we wel wezen: literatuur heeft niet voor niets hartstocht, haat, lijden en ellende als hoofdthema's. De lezer kan zijn eigen existentiële angsten herkennen in die van de hoofdpersoon. Hij spiegelt zich zacht aan een ander en vindt troost in de gedachte dat hij blijkbaar niet de enige is. In die diep menselijke herkenning wortelt ook de schoonheidsbeleving die literatuur bij de lezer teweeg kan brengen. En natuurlijk heeft literatuur ook een maatschappelijke functie. Maar, anders dan prof. Varga zou wensen, ligt die niet in de opbouwende, stichtende of saambindende sfeer. Als alle kunst heeft ook de literatuur tot taak de zaak te ontregelen, twijfel te zaaien, zekerheden op losse schroeven te zetten, taboes te doorbreken, heilige huisjes omver te halen. Varga's onthutste conclusie valt eigenlijk alleen maar instemmend en met klem te herhalen: de lezer van literatuur wordt inderdaad door boeken aangetrokken die fantasmatisch zijn eigen wereld op de kop zetten! En - zou ik hieraan willen toevoegen - dat moesten we maar zo houden! Het boek is uit en nu zit dochter voor de buis. 'Goede tijden, slechte tijden'; een soap van dertien in een dozijn, een verslavende maar voorts betrekkelijk onschuldige vorm van amusement en, als het er op aan komt, eerder moralistisch dan a- of immoreel qua 'boodschap'. Maar om de een of andere reden zie ik haar toch liever lezen. Het maakt me niet uit of ze 'De regenboog heeft maar acht kleuren' nog eens pakt of dat ze, wat me onontkoombaar lijkt, binnenkort naar het werk van een Ronald Giphart of Joost Zwagerman grijpt. Alleen voor Goethe lijkt ze me nog wat jong.

wcs

MAART/APRIL

1997

55

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 135

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's