GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 330

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 330

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

andersom. In elke klas is er minstens één kind dat als de allergrappigste wordt aangewezen, maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs de populairste bink te zijn. "Misschien is humor met zo belangrijk voor de bepaling van je sociale status als wel wordt gedacht", zegt Bakker. Wie aan de lopende band moppen vertelt kan zelfs regelrechte aversie opwekken. Die wil kennelijk geen sociaal contact, denkt de buitenwereld dan. Wat nu precies bepaalt hoe groot iemands grappenmakend vermogen is, valt niet met zekerheid te zeggen. Een levendige fantasie helpt, meent psychologe Bakker, evenals een grote creativiteit. Wie uit een nest komt dat humor ruimhartig beloont, zal gauw genegen zijn zich ook in de buitenwereld met zijn talent te handhaven. Of misschien werkt het juist andersom: onderdrukte humor kan zich buitenshuis in verhevigde mate manifesteren. Vanaf een jaar of twaalf is te zien in welke richting het gaat. Omstreeks die leeftijd moet de zelfspot ontluiken, hét teken dat een kind humor kan abstraheren. Roodkapje

Jongeren zijn een dankbare bron voor wie een poging wil doen moderne trends in het grappenlawine te ontdekken. Het is onder meer aan Theo Meder om de volksverhalen-databank van het P.J. Meertensinstituut te voeden met mondeling overgeleverde verhaaltjes, anekdotes, sprookjes, moderne sagen en moppen. In drie jaar tijd zijn er bijna zesduizend bijeengebracht in een speciaal ingericht computerbestand. Een derde is mop. Steeds staat de bron vermeld. Bij een Roodkapje-mop: "Op i i oktober 1996 in plat Amsterdams verteld door een jongen in de trein aan twee vrienden tussen Schiphol en Leiden, blowend op weg naar een hardrockconcert in Rotterdam." Theo Meder: "Ik zat tegenover ze, mijn

34

wcs

SEPTEMBER/OKTOBER 1997

oren wijd open. Deze kon ik goed horen. Diezelfde avond nog heb ik hem genoteerd. Dit zijn de pure momenten waarop mensen zich onbespied wanen en elkaar moppen gaan zitten vertellen." Door ook in cafés en tijdens verjaardagen gespitst te zijn op nieuwe moppen, door stagiairs van het onderzoeksinstituut hun familie- en kennissenkring te laten uithoren, door de grappen in een televisieprogramma als 'Moppentoppers' te noteren en door media in het oog te houden, hoopt Meder enige voeling te houden met het hedendaagse moppenrepertoire. Een waardevolle bron is Internet, met z'n talrijke ongecensureerde websites, waarop de meest gruwelijke moppen verschijnen. "Ik pluk er zoveel mogelijk vanaf en stop ze in de databank", zegt Meder. De titelpagina van de ergste voorziet hij van een grote rode stip met de vermelding 'extreem'. Zo hoeft een argeloze raadpleger van de databank niet geconfronteerd te worden met seksistische en racistische grappen, met vloeken, majesteitsschennis en ander ongerief. Moppen over 'foodkapje', 'Pineukio' en over Dutroux hebben een rode stip. "Ik mag niet selecteren", houdt Meder zichzelf voor. "Ik kan niet zeggen: dit is té erg, dit ga ik niet noteren. Erg populair zijn nu de anti-vrouwenmoppen, van het soort 'Wat moet je doen als je vrouw de keuken uitkomt? - De ketting inkorten.' Kennelijk zijn er mensen die dit type mop vertellen. In mijn ogen is dat overigens een compliment aan het adres van de vrouwenemancipatie; dit soort grap is een reactie op een verschijnsel dat door sommigen als bedreigend wordt ervaren. "Elke variant op een bepaalde mop, al is het verschil nog zo miniem, moet ik opnemen. Zo zie je een mop muteren, als een virus dat zich in leven probeert te houden. Dat verschijnsel zie je overigens in nog sterkere mate bij de moderne sage, die op een zeker moment te braaf wordt bevonden en geleidelijk steeds gewelddadiger varianten krijgt. Ik zou mijn aandacht best eens op een bepaalde categorie grappen willen richten, maar dat mag niet, want dan gaat de representativiteit verloren. Maar op dommeblondjesgrappen, anti-feministengrappen

en Dutroux-moppen, die nu erg populair zijn, ben ik wel extra gespitst. Ook op Roodkapje-moppen, trouwens. Die zijn voor mij bijzonder leuk omdat ze een link leggen met sprookjes, waarnaar ik ook onderzoek doe. Roodkapje-moppen spelen dikwijls in op de onschuld van het kind. Ik dacht eerst dat ze samenhingen met Dutroux-grappen, maar bij navraag bleken ze al van vóór die tijd te zijn." "De wetenschappelijke bestudering van humor heeft helaas veel weg van vivisectie: een grap ontleden is even dodelijk." Dat schreef de collegevoorzitter van de Rotterdamse Erasmus Universiteit, dr H.J. van der Molen, in zijn voorwoord bij een boekje over humor in geschiedenis en kunst dat vorig jaar verscheen. De voorzitter heeft gelijk: studies die de grap tot op het bot ontleden of het fenomeen humor trachten te doorgronden zijn niet lichter verteerbaar dan wetenschappelijke publicaties over enig ander onderwerp. In hun streven serieus te worden genomen gooien de humoronderzoekers hun eigen glazen in als ze louter voor hun plezier naar de bijeenkomsten van hun interdisciplinaire werkgroep zouden gaan. Vandaar de ironische constatering dat uitgerekend de humorologen zichzelf de strengste sociale controle op beroepsmatig lachen opleggen. Hetgeen uitleg over de verdienste van het humor-onderzoek allerminst overbodig maakt. Theo Meder; "Uit volkskundig oogpunt wil je zicht krijgen op het vertelrepertoire van mensen. Waarover praten ze? In welke mate is daarin door de eeuwen heen verandering opgetreden?" Historicus Rudolf Dekker: "Wanneer je met andere mensen lacht en eikaars grappen begrijpt, dan heb je een bepaald niveau van communicatie bereikt. Nou, op dat niveau ben ik met die zeventiendeeeuwers beland. Ik begin hun grappen steeds meer te waarderen, al zijn ze dikwijls plat en vulgair. Ik hoop dat we door dit type onderzoek dichter bij de mens van toen komen. Misschien is dat een illusie, maar dan wel een hele leuke."

fotografie: Lenny Oosterwijk, m e t dank aan T o n , H e t t y , Rob en Ria.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 330

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's