Uit de diepte - pagina 101

95 het oude verbond met Abraham, zijn knecht, waarin ook de belofte van den Messias lag. De Heere had echter dat verbond met de aartsvaders ook met het geheele volk dat uit "hen was voortgekomen, op een plechtige en bijzondere wijze vernieuwd bij Sinaï. En dat is nu eigenlijk dat oude verbond. Nu belooft de Heere echter hier aan zijn volk, dat Hij met hen een nieuw verbond zal maken. Dat zal beter zijn dan het oude. Daar zal een andere wijze op zijn, op dat nieuwe verbond, dan op het vroegere. Daarom zegt de Heere hier uitdrukkelijk: »Niet naar het verbond, dat Ik met hunne vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hunne hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren." Dat was anders ook een majestueus verbond geweest. Welk een weldaad, die uitvoering uit Egypte! Het was als het ware de geboorte van het volk als volk. Ze lagen tusschen twee rijen steenen en waren zwart van de dienstbaarheid. De machten der duisternis, namelijk Farao en zijn volk, handelden zóo met hen, dat het de strekking had, Gods beloften aan de va» en het beloofde heil, dat uit Israël deren teniet te maken komen zou, te keeren. Er was, menschelijkerwys gesproken, geen hope meer voor dat volk. Wie zou hen uit Egypteland voeren, waar Parao's machtige arm hen tegenhield ? Ik, zegt de Heere, Ik heb het gedaan. Ten dage als Ik hunne hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren. De Heere had hunne hand aangegrepen om hen uit te leiden en toen baatte geen tegenstribbeling van Farao meer. Met een sterken arm en door groote gerichten leidde de Heere hen uit. En toen heeft de Heere, bij Sinaï, met hen een verbond gemaakt. Hun de wet der tien geboden gegeven, ook burgerlijke en ceremonieele wetten gegeven. En plechtig heeft de Heere de verbintenis met hen aangegaan. In Exod. 24 lezen wij ervan. Mozes kwam en verhaalde aan het volk al de woorden des Heeren, en al de rechten toen antwoordde al het volk met éene stem, en zij zeiden: »A1 deze woorden, die de Heere gesproken heeft, zullen wij doen." En Mozes beschreef al de woorden des Heeren, richtte een altaar op, hetwelk een schaduwachtige afbeelding van Christus was. Ook richtte hij twaalf kolommen op, naar de twaalf stammen van Israël, en hij slachtte offerdieren, sprengde de helft van het bloed op het altaar, en las het boek des verbonds voor de ooren des volks; en toen ze wederom plechtig gesproken hadden: sAl wat de Heere gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen", sprengde hij ook van het bloed op het volk, zeggende: »Ziet, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de Heere met ulieden gemaakt heeft over al die woorden." lijk

,

,

,

;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen