Uit de diepte - pagina 521
:
515 vóór wij overtuigd zyn, dat die zonde is gepleegd, heeft niezonder hope" uit te spreken. De Schrift het recht een leert het ons, dat zelfs een woedende Saulus nog kan worden neergelegd in het stof, en een verloren zoon van den zwijnendraf tot het vaderhuis kan wederkeeren. Moest de mensch het doen, dan was het niet alleen bij hen, maar ook bij den minst zondige en harde verloren; nu God het doen moet, vragen wij, of zijn arm dan is verkort, of het den Almachtige soms aan kracht zou ontbreken? Omdat het Gods werk is, hebben wij niet de minste reden om te wanhopen. Zoolang God niet heeft gezegd: »Geen vergeving meer", is het de roeping der kerke te bidden: »Laat u met God verzoenen." De Heere veracht in zijn Woord de kleine beginselen niet-, de rookende vlaswiek bluscht Hij niet uit. Daar is bij den Heere niet als bij de kinderen der menschen een schouderophalen, een licht veroordeelen, een verwerpen bij den minsten misstap, een hardvallen bij eene struikeling der tong of eene misvatting der waarheid. Bij den Heere is een onderwijzen der dwalenden, een bij de hand vatten der struikelenden, een opzoeken der afgewekenen. De leiding Gods is vaak zoo geheel anders dan van hen, die meenen reeds met de vaste spijze verzadigd te zijn. De goede Herder zoekt zijne schaapjes uit de heggen en de woestijnen op, en dan slaat Hij ze niet, maar draagt ze vol vreugde op de schouders naar huis. De kerk te Laodicea was ver weggezonken zij was noch koud noch heet. » Omdat gij lauw zijt", zegt de Heere, 5>zal Ik u uit mijnen mond spuwen" (Openb. 3 15 vv.). Nu zal, zoudt gij meenen, het oordeel der verwerping volgen. Neen, mijne hoorders! hoort wat de Heere tot die gemeente zegt: »Zoo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan gverig en bekeer u. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand mijne stem zal hooren en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij." Ziet, daar was verflauwing, verslapping, het was daar om uit den mond te spuwen; toch is die onvergeeflijke zonde niet gepleegd, en hoort, hoe innig, hoe dringend de Heere roept met de liefelijkste en rijkste beloften. Broeders! niet lichtelijk de hope opgegeven, noch het gebed gestaakt, noch het getuigen tot zwijgen gebracht! Hoeveel hebt gijzel f den Heere te doen gegeven en Hem moeite verwekt, voor van uwe lippen kwam en uit uw harte oprees »Gij zijt mij te sterk geworden en hebt overmocht." Hoe menigmaal daarna was het niet als de psalmdichter uitdrukt in het woord: » Gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond, dat onbedacht zijn herder heeft verloren"; maar gaf
mand
?>
;
:
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's