De twaalf patriarchen - pagina 26

Illlllllllllllllll lllilllllIDIIIIIllilil

18

I

ging,

I

liDI

I

IIDIII

I I

I lllllllll

I

i,Juda, gij

:

Juda,

toch

met

alleen

u

kunt

alleen

stam

overige

alle

I

lieeft

1

1

1

desnoods

I

I

I

II

I

.1

II

ri

I I

1

I

II

I I

I

1

Il

1

ill

I

II

I

I

1

Uit

u

de

en punt van uitgang.

daarom ruiscbt u

en

Silo,

ook wel beteekenis, maar

tieren zonder de anderen,

Gij

maar

in de aderen het

bloed van den eeuwigen Koning.

I

Juda

1

De Leeuw

1

Wat was

is

een leeuwenwelp.

stam overwint.

uit Juda's

deze

zielenadel

koninklijke

innerlijke

1

Dat zegt u Juda^s naam, want Juda

f

zoo sprak Lea, na haar baren,

noemde

naam Juda"

ze zijn

I

tus

is

I

alle

zonde in

in

dat

dit ééne,

En

ééne

dit

daarom

is,

(Gen. 29

:

Godlover. „Ditmaal,'''

\

I I I

I

I

I

I

I

I

I

II

I

III

I

I

lil

I

:

i

den Christus

f

dragen van

|

te zijn, die

stam het merkteeken

I

\

Heel de Chris-

dat de zondaar den menscli de eere

keurstam

Godlover, viel geheel saam en was één.

als

35.)

daarom

i

i

en

droeg,

loven, en

de Immanuel, God

geeft.

II

:

God

in

fiiiiiiii

dragen deed?

gelijk

hij,

die

is

ik

//zal

i

TlliMilili iiiliii

:

eere

1

zich

hem door

deze aan Juda ingeprente aanleg, die

i

I

I

middelpunt

als

de anderen zijn niets buiten u.

1

II

het l"

z'ijt

I

I

I

maar, aan Juda toegekomen, met heilige verrukking

uitriep

I

III

I

DE PATRIARCH JÜDA.

1

[

I

III lil

1

lil

I

I

I

I I r

I

I

E

I

!

looft,

te

< iiiiii iiiiiiiiitiii

|

II

I

I

I

I

I

II

Il lil

III

I

I I

>

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen