E voto Dordraceno - pagina 161
ZONDAG
VIII.
HOOFDSTUK
149
I.
heerscht, is het Christelijk erf, besprengd door den heiligen Doop. Maar ook heel het gebied, waar deze belijdenis van Gods heilige Drievuldigheid
wegviel of
in schijn verliep, is het «/e/-Christelijke terrein,
dat door Joden,
Mahomedanen of Heidenen wordt ingenomen. En dat dit waarlijk niet overdreven is, blijkt wel het best hieruit, dat men op allerlei wijs, op allerlei manier doet wat slechts even doenlijk is, om wat men dan noemt den Classieken geest weer te doen opleven. Dat doet men op de Overheidsgymnasiën. Dat doet men in allerlei geschriften. In allerlei historische romans. Dat doet men door allerlei platen. Daar legt men zich met de borst op toe. „Die schoone, verrukkelijk verleidelijke
Rome en Hellas moet terug getooverd!" Daar moeten onze jongelingen en onze ontwikkelde lieden mee leeren dwepen, en die stijve, dorre, onooglijke Christelijke levensvorm moet er met tak en wereld van het oude
wortel
uit.
Zoo spreekt, zoo schrijft, zoo ijvert men. En toch, als een Christelijk godgeleerde dan de slotsom opmaakt: „Dus maakt gij ons land met voorbedachten rade weer Heidensch!", dan ergert men zich en duidt hem dat deels om een goede, maar ook deels om een zeer gevaarDie goede reden is, dat de overmachtige indruk van den Christelijken naam hun zelfs nu nog zoo schoon in de ooren klinkt, dat een zwakke stem in hun binnenste nóg maant: „Geef den Christen-naam euvel.
lijke
En dat
reden.
niet prijs!"
Maar ook
is er een gevaarlijke reden, deze namelijk, dat de uitnemend goed inzien, dat zij geheel en al met de Christelijke belijdenis gebroken hebben, toch dien naam nog behouden, omdat ze wel weten, dat ze onder heidensche vlag hun waar nog niet kunnen binnenloodsen.
hoofdleiders,
die
De oogen der Christenen mogen dus wel opengaan, en die velen onder de Bedienaren des Woords, die in allerlei kringen half (zoo niet reeds meer dan half) met dezen levenstoon meegaan, mogen wel bedenken, hoe schriklijk
Want is:
Voor
hun verraad het
is
is
niet eens
aan de zake Gods gepleegd.
meer waar, dat de groote vraag van dezen
of tegen den Christus.
We
zijn
tijd
reeds verder, veel verder afge-
gleden, en de vraag wierd reeds in duizend kringen: Voor of tegen den
levenden God!
Met name het Algodendom is de o, zoo bedenkelijke vorm, waarin deze vereering en aanbidding van den schijn-god nogmaals optrad.
Algodendom is een kunstwoord om uit te drukken wat de wijsgeeren met den kunstterm Pantheïsme noemen, en waarmee op allerlei trappen en in allerlei graden een voorstelling wordt aangeduid die de volstrekte
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's