E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 487
Derde deel
;
ZOND.
XXXIVa. HOOFDSTUK
wijzing, dat het de menschelijke maatschappij
489
V.
a.Sin
de autoriteit
man
Die maatschappij ontstaat door den band tusschen
Gods hindt
en vrouw in het
overmits alzoo de kinderen geboren worden. En waar hiermee
huwelijk,
de physieke oorsprong van het voortbestaan der maatschappij geven,
ligt
houdt.
Immers
voor
hierin
en
(4
5)
in het eeren
van vader en moeder
gebod de eisch
uitkomen
het uitgangspunt
ligt
ge-
die uit
den aard der zaak
Gods
gesteld, dat het leven
in.
volgt. Eerst
En
dat weljuist
wordt
als richtsnoer in
in het 4e
het
r
ons leven zal
en daarna wordt in het 5e gebod de band gelegd die aan dien
;
God onze menschelijke saamleving bindt. Hierdoor wordt het dan tevens begrijpelijk, hoe het kwam, dat het 4e gebod meest bij de eerste drie, en het 5e bij de laatste vijf gerekend werd. Immers het 4e gebod wil, dat wij
7
dus tusschen de eerste reeks, die liefde voor God predikt,
volgorde,
die
aange-
Met volkomen juistheid liggen deze twee
en de tweede reeks, die de liefde voor dewnaas^eregelt, in
is
de zedelijke band die deze maatschappij saam-
sociale ordening.
alle
boden
tevens
in ons leven zullen
van Gods leven
richtsnoer
/
doen uitkomen
het 5e dat wij onze menschelijke saamleving aan de autoriteit des Heeren zullen
ophangen.
Het 4e raakte dus vanzelf meer het
religieuse, het 5e
zag meer op het sociale samenleven der menschheid.
En wat
eindelijk het 10e gebod aangaat, zoo heeft dit zeer bepaaldelijk
betrekking op een geheel eigen wereld,
lang toch
een
kwaad
het mijn naaste niet,
mijn
eigen
consciëntie.
maar
leven,
raakt
mijzelven, Gelijk
we
zoo staat
alleen mijzelven in de vierschaar voor
Het 10e gebod
geboden toegevoegd, omdat God
gebod
en op geenerlei wijze uitkomt,
in 7nijn hart blijft,
deert
komend
w. de ivereld van ons hart. Zoo-
t.
maar ook
in
is
alzoo
daarom aan de overige
zijn heerschappij niet
enkel in mijn
uit-
de ivereld van mijn hart wil vestigen. Dit
dus metterdaad niet mijn naaste, maar mijzelven tegenover
en moest dus een afzonderlijke
plaats in de
Wet innemen.
God onderscheiden tusschen inUijvende en uitgaande werken, het ook bij den mensch en het zijn die r»&?ï)'r(?»de werken, die bij
;
noor het 10e gebod beheerscht worden. Zoo vormen dan de Tien geboden metterdaad een schoon geordend en
wel samenhangend
geheel.
komen
Eerst
de
drie geboden,
waarin den
mensch verboden wordt God opzij te willen zetten zich tegen God in het zinlijke; en tegen zyn God in het geesteUJke aan te kanten. Dan komen de twee overgangsgeboden, waarvan het 4e eidcht dat Gods leven richt;
snoer voor ons menschelijk leven menschelijke samenleving besta
zij
bij
;
en het 5e den eisch
stelt,
dat onze
de autoriteit Gods, Daarop volgt dan
de tweede reeks, die ons zegt, hoe wij ons in die menschelijke samenleving gedragen zullen, en wel zóó, dat
we onzen
naaste niet opzij
mogen
"^
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's