E voto Dordraceno - pagina 253
ZONDAG oog. Wij zijn
gewend aan een
HOOFDSTUK
X,
V.
241
wils- en krachtsuiting van
Gods mogendheid, de aarde groeit en de Schelfzee vloeit. En zoo dit nu plotseling ophoudt alzoo te gebeuren, en er gebeurt iets waaraan we niet dat de tarwe
uit
gewend waren, zoo staan we verbaasd, boeit door zijn ongewoonheid, en
er
is iets
we hebben
dat onze opmerkzaamheid
een teeken, een wonder des
Heeren aanschouwd. Maar dit voor ons verrassende en ongewone nu daargelaten, is een wonder precies hetzelfde als een gewone natuurwerking, want het is beide, dat er een bevel uit 's Heeren mond uitging en dat zijne knechten, dat zijn hier
de elementen en de krachten der natuur, het alzoo volbrachten. Manna had geregend en er ware nooit tarwe gegroeid, dan
Als het altoos
zou het plotseling rijpen van tarwe het
Manna voor ons
het
wondere
de halmen, en niet het vallen van
in
zijn.
Alleen, en dit worde wel in het oog gehouden, God is daarom niet als de toovenaar, die nu eens dit, dan eens dat vertoont, om zijn behendigheid te toonen. In den toovenaar is de gril, in God de wil, en de wil in God is redelijk, d. w. z. hij ligt gebonden in Gods Wijsheid. Vandaar dat het
gewone
Hem
bij
God
regel
is,
omdat
Hij
zichzelven gelijk
blijft
en
er
bij
noch schaduwe van omkeering. Zulk een anders willen dan Hij dusver wilde, kan dus in God alleen veroorzaakt worden
geen verandering
is
door een hoogere schikking, een hoogere wijsheid, en de verandering die in het willen Gods ontstaat, wordt teweeggebracht niet doordien
hiermee
God
maar doordien zijn schepsel die wijziging, dit anders willen, noodzakelijk maakt. En ook dit weer niet, als een onvoorzien iets, waar God onverhoeds voor staat, en waarnaar Hij alsnu zijn wil regelt, maar met dien verstande, dat dit ongewone met het gewone zijn vaste van eeuwigheid al voorziene bepaling vond in zijn onveranderlijken Raad. Uit dien Raad vloeien én de Natuurwetten én de Wonderen, en beide zijn goddelijke wilsuitingen alleen met dit verschil, dat Hij het gewone duurzaam wil, en het wondere slechts een enkele maal. Ook het Gebed dat bij Zondag XLV afzonderlijk aan de orde komt, verandert,
dient toch in dit verband reeds voorloopig besproken.
toch begaat
men gewoonlijk twee
Ook
bij
het gebed
fouten tegelijk. Vooreerst denkt
men
zich
ook bij het gebed de Natuur als een macht buiten God, waartegen men 's Heeren mogendheid alsnu te hulpe roept. En ten tweede beschouwt men zijn eigen bidden, als iets dat buiten God om, uit den mensch zelven opkomt, en waarmee God de Heere nu zou hebben te rekenen. Beide is nu geheel ongodvruchtig voorgesteld. Als ik een keelziekte houdt dat kind in doodsgevaar,
E
Voto
l
dan
lief
kind heb, en vreeselijke
is
die diphteritische gifstof 16
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's