E voto Dordraceno - pagina 215
ZONDAG
verloochening en goeddadigheid, en hoogere zin,
is
HOOFDSTUK
IX.
203
IV.
heldenmoed en geestdrift, alle ernst maar van den Vader der lichten,
alle
niet uit het schepsel,
van wien
alle goede gave afdaalt. Heel de zedelijke wereldorde is zijn gewrocht, heel de schepping van het ideaal waar ons hart voor klopt, moet Hem worden toegeschreven. En als v/ij belijden te gelooven in God
den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde, dan belijden we hiermee dat ook alle macht om lief te hebben, om heilig te leven, om met volharding onze loopbaan te loopen, van Hem, onzen Vader en Schepper, moet worden afgeleid. Ja, zoo ver gaat de Heere in de Heilige Schrift hierin, dat Hij ons bij Jesaja zelfs toeroept: ,,Ik formeer het licht,
en schep de duisternis. Ik
Heere, doe
Om
alle
maak den vrede
Ik,
de
het kort en toch volstrekt uit te drukken, zoo ge eenerzijds neemt er buiten God den Heere God den Heere zelf, dan
wat
al
en schep het kwaad,
deze dingen.
hemel en op aarde bestaat, en ander-
in
wat buiten God is (voor wat zijn wezen en bestand aangaat), door Gods scheppende daad in het aanzijn zijds
is
al
geroepen.
Evenwel moet
hierbij
onderscheid gemaakt tusschen tweeërlei soort van
scheppen, het eene eigenlijk, het andere oneigenlijk. Dit onderscheid zal terstond
elkander
uw
stelt
hart
v/ant toen
uw oog
inwrocht.
God
Bij
in
God
dat
het in
oog springen,
uw
hoofd en
dat oog staat ge voor een
het eerste
oog schiep,
dat niet bestond; en wel niet bestond
riep in
Hij
zoo
ge
tegenover
de liefde die zuivere
daarmee
zóó krassen
zin,
iets
Hij
in
schepping; tot
aanzijn
dat én de stof
oog én de werking van het oog uit niets om waar te nemen wat buiten u is, in God zelf aanwezig; want Hij ziet alle ding en doorschouwt het tot op den bodem; en in zooverre heeft God de Heere met het oog te scheppen, slechts iets van zijn eigen vermogen op beperkte wijze in zijn schepsel gelegd. Maar als zintuig of orgaan bestaat in God den Heere de ooge niet; en zelfs al spreken we van Gods alziend oog" en al zeggen we, dat de „oogen des Heeren aan alle plaatsen" zijn, dan er voor én het plan van het tot aanzijn
wierd geroepen. Wel was het denkbeeld,
,,
zijn
we
er ons zelven toch
volkomen helder bewust van, dat
er bij
God God
den Heere aan geen gezichtsorgaan mag gedacht worden, en dat van een ooge te spreken in zekeren zin slechts een overdrachtelijke wijze van spreken is; terwijl omgekeerd bij mensch en dier het oog uitsluitend als orgaan voorkomt, en in zijn formatie als op zich zelf staand orgaan bij
een gansch nieuwe schepping
Gansch anders daarentegen
is.
staat het nu
met de
liefde die oorspronkelijk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's