E voto Dordraceno - pagina 288
ZONDAG
276 door
God
HOOFDSTUK
XI.
IV.
gewild en gelast was, zoo besluiten we, dat de onmisbare voor-
waarde voor deze heiligen-aanroeping ten eenen male ontbreekt. 30. Ditzelfde geldt ook van de inroeping der voorbede van Maria en van de engelen. Geen onzer denkt er aan te ontkennen, dat de engelen in den hemel gemeenschap met den Verlosser hebben, want Hij is hun heerlijk
Hoofd.
Ook
gebruikt
worden.
gezonden
om
uit
we
belijden
Gods verkorenen hebben, en ze
„Zijn
volstandig,
in het
niet
dat de engelen liefde voor
werk hunner zaligheid door den Heere gedienstige geesten, die uit worden
dergenen wil die de zaligheid beërven zullen?"
volgt wel dat de Heere op de engelen werkt,
heil
toe
dienen,
te
maar
volstrekt niet
om
Maar
hier-
ons door hen het
dat de engelen op den Heere
zijn. Ook van Maria koesteren we hooge vrouwen door Gods bestel uitverkoren tot het zaligste wat een vrouw zich denken kan, om namelijk den Verlosser der wereld in haar schoot te ontvangen. Maar van zijn kruis verwijst de Heere zijn kerk niet naar de voorbede van Maria, maar zendt een Johannes
werken,
om
gedachten.
ons ter wille
Zij
is
onder
te
alle
en Maria saam huiswaarts en bidt zelf voor zijn vijanden. Al ontkennen we dus niet, dat er ook in den hemel gemeenschap be-
den Heiland en de door hem verloste Maria, toch volgt het allerminst niet, dat zij onze beden hoort, onze nooden kent,
staat tusschen hieruit in
en voor ons bidt tot den Heiland. 40.
De
heiligen-aanroeping van
Rome wordt bovendien nog
door
zeer ernstig bezwaar gedrukt, dat ze als heiligen leert aanroepen
tal
dit
van
personen, die geheel in het duister der vergetelheid schuilen, en van wier leven men schier niets weet. Want al hebben de Bollandisten door hun
kan
toch
Vitae sanctonim hiertegen ook schitterend geprotesteerd,
die
schittering hunner prachtige uitgave den kenner der historie niet verblin-
den.
Ongetwijfeld
er
zijn
tal
van zeer vrome mannen en vrouwen
in
Jezus' kerk geweest, en zijn enkelen zeer ver in de geheimnissen des innigen levens en in de verloochening van zich zelven voortgeschreden, maar zóó kent toch niemand hun leven, dat ooit de mogelijkheid ontstaan
zeker te weten, dat ze in gedachten, woorden en werken, van alle zonde vrij raakten. Zelfs van de allerheiligsten betuigt daarom onze Catechismus, „dat ze in dit leven nog slechts een klein deel van deze gehoorzaamheid bereikt hebben", en juist deze allerheiligsten hebben het zou,
om
volhardendst het Onze Vader gebeden, en daarin óók geroepen: „Vergeef
ons onze schulden". 50.
Bovendien, na hun dood
ingaan, heilig.
De dood
ontsliepen staan dus
is
als
zijn
alle
afgestorvenen,
die
ten
een afsterving van alle zonde. Allen die heiligen
gelijk.
En
al
ontkennen
in
we dus
leven
Jezus niet,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's