E voto Dordraceno - pagina 464
ZONDAG
452
HOOFDSTUK
XVI.
V.
van een plaatselijke hellevaart haar oorsprong dankt; en hebben te ondervragen, of zij metterdaad op eenigerlei wijze zulk gevoelen van een plaatselijke indaling in de hel of haar voorburg steunt. En dan veroorloven we ons hierbij al aanstonds deze alles afdoende opmerking dat de Middelaar al wat Hij voor ons doet, doen moet als belijdenis
thans dus nog alleen de Heilige Schrift
Vleesch geworden Woord.
het
Niet van den Zone Gods, niet van den
eenheid
is
Wie
hier dus sprake.
Tweede Persoon
in
Tweeden Persoon
in
de Drie-
toch zou ooit willen ontkennen, dat de
de Drieëenheid evenals de Eerste en de Derde alom-
tegenwoordig was, zoodat geen plek of plaats zijn tegenwoordigheid kon uitsluiten ? Zoo ook, wie zou willen betwisten dat de Tweede Persoon in de Drieëenheid eeuwiglijk over zonde, dood en duivel met zijn goddelijke
Denk ik mij dus in de hel, en hebbende ook in die hel nog kennisse van den Zone Gods, zeker dan belijden we ook van den Tweeden Persoon hetgeen Psalm CXXXIX uitroept: „Bedde ik mij in de hel, zie Gij zijt daar", en zou ook daar almachtigheid zegepraalt en triomfeert? als
door
zijn
Doch
goddelijken glans de nacht een
hiervan,
de nederdaling
licht
om hem
zijn.
en dit dient stipt in het oog gehouden, hiervan
ter helle
geen oogenblik sprake. Sprake
is
is
bij
hier uitsluitend
en eeniglijk van hetgeen deze Zone Gods als Middelaar, als Immanuël, in
zijn
vleeschwording heeft gedaan.
Gelijk nu na zijn hemelvaart niet de
de Middelaar
in
Zone Gods
in zijn
Godheid, maar
de glorie zijner kruisverdienste het heiligdom daarboven
daarom dan ook als mensch voor ons bidt, en naar hemel schittert, zoo ook moet dus bij de nederdaling den ziel ter helle gevraagd worden, hoe de Immanuël hierbij verkeerde. Niet de Zone Gods, die als God zich niet van plaats naar plaats kan begeven, omdat Hij altoos en overal tegenwoordig is, maar de Zone Gods, om onzentwil bedient,
maar
en lichaam
juist in
vleesch geworden, staande in onze plaats, onze menschelijke natuur dragende.
Het is dus ook niet genoeg dat men zich den Zone Gods hierbij denkt als met zijn menschelijke ziel vereenigd; want ziel en lichaam hooren saam; en eerst dan zou alzoo een plaatselijk nederdalen ter helle tot zijn recht kunnen komen, zoo ware aan te toonen, dat de Zone Gods, als Middelaar, in onze natuur, naar ziel en lichaam beide in de diepte der helle ware ingedaald. i) Dit echter snijdt de Heilige Schrift ten eenen male af; daar ze uitdrukkelijk leert, dat er scheiding tusschen ziel en lichaam bij Immanuël intrad door den
^)
dood. Hij
zou
De Roomschen spreken van
in
het Paradijs
zijn;
natuurlijk
een nederdaling met het „wezen zijner
niet
ziel".
als
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's