In Jezus ontslapen - pagina 207
,,
195 is, om de heerlijkheid erfenissen in te denken, of ook om in te leven in vrat de Schrift ons zoo duidelijk en zoo omstandig profeteert. Zeker ge moogt daarom uw roeping in de dingen dezer wereld niet klein achten, en veel min verzuimen. Zoolang Grod u in deze bedeeling laat, hebt ge in deze bedeeling uw God te
Christenvolk, te traag van geest als het
zijner
,
dienen, volijverig en getrouw. Maar steeds zal het bij dit uw doen u helder voor oogen staan dat niet alleen deze .aarde maar ook al haar werken zullen vergaan. De prachtigste paleizen, de wijdlufstigste kathedralen, de wonderen der techniek, de grootste scheppingen der kunst, alle huis en alle dorp en alle steden en al wat menschenhand daarin gewrocht heeft, het is slechts voor een tijd en gelijk een Babyion en Ninevé te niet gingen zoo gelijk gaat eveneens straks te niet al wat ónze wondereeuw schiep. En daarom ge zult wel volijverig en ook trouw in het u hier aanbevolen werk zijn maar gij zult er niet duurzaam aan hechten. Ge zult er uzelven niet aan hechten. Ge zult er uw hart ook niet aan hechten. Ge zult verstaan en inzien, dat wat nu ons toeschittert nog slechts het flikkeren van kaarsglans is, vergeleken bij die zonneglans van heerlijkheid waarin eens heel Gods schepping zal gedoopt worden. Hier deze kleine heerlijkheid voor een tijd daar eens de volle heerlijkheid en dat voor eeuiuig Aldus staat de keuze. Wat aarzelen dan Gods heiligen nog? ideaal kan niet liggen in wat veroudert en eens verandert in wat God eens opsmelt; het moet liggen in wat dan zal aanbreken, als uw God zijn herschepping zal hebben voltooid. ,
,
,
—
,
,
,
,
,
;
,
!
üw
XLYII. ,,2)at iï
mijnen boobe En uwen
6egrat)e.''
sprak met hen, zeggenHe: is het met dat ik mijnen doode begrave van voor mijn aangezicht ? zoo hoort mij en spreekt voor mij bij Ephron, den zone Zohars. Gen. 23 : 8. hij
wille
,
,
De dood
is
en
blijft
het meest stuitende en onnatuurlijke ver-
schijnsel in ons menschelijk leven. Wel is er een zinbeeldig sterven
ook in de natuur, als de koude bloem en blad doet wegsterven, maar in dat gele van het blad is een eigen schoonheid in de herfsttinten van het loover ,
kleurt weelde, de feuülemorte trekt aan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 292 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 292 Pagina's