Zions roem en sterkte - pagina 141

;

;

:

VAN DE RECHTVAARDIGMAKINQ.

133

Vraag. Zouden wij met onze werken wel kunnen bestaan voor God? Want indien wij voor God verschijnen Antw. Och neen moesten, steunende op onszelven of op eenige schepselen, hoe weinig het ook ware, wij moesten helaas verslonden worden. Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet Deut. 27 26. zal bevestigen, doende dezelve, en al het volk zal zeggen, 14. De zondaren te Zion zijn verschrokken, Amen. Jes. 33 beving heeft de huichelaren aangegrepen [zij zeggen] Wie is Wie er onder ons die bij een verteerend vuur wonen kan ? is er onder ons die bij een eeuwigen gloed wonen kan ? !

:

:

:

Vraag. Hoe dringt hij dit nader aan ? Antw. Onze goede werken hebben de vereischte hoedanigheden niet, welke noodig zijn, om daarmede in Gods gericht te kunnen bestaan; dewijl Jac. 1. zij zijn geheel onvolkomen en met zonden bevlekt. 3 2. Wij struikelen allen in vele. Jes. 64 6. Doch wij allen zijn als een onreine en alle onze gerechtigheden zijn als een weg*

.

.

:

:

werpelijk kleed 2. wij zijn dezelve ten eenenmaleaan God verschuldigd, Lukas 17 10. Wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zoo zegt wij zijn onnutte dienstknechten, want wij hebben maar gedaan hetgeen wij schuldig waren te doen 3. zij komen niet voort van onze eigen krachten, maar van God, die alleen het goede in ons werkt. 2 Cor. 3 5. Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken ais uit onszelven, maar onze bekwaamheid is uit God. 1 Cor. 4 7. Wie onderscheidt u ? En wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen, en zoo gij het niet ontvangen hebt, wat roemt gij, alsof gij het niet ontvangen hadt ? 4. zij hebben geene genoegzame overeenkomst met het eeuwige leven, als een verdiend loon. Rom. 8 18. Ik houde het daar voor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waardeeren tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. 2 Cor. 4 17. Onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gansch zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid. :

:

:

:

:

:

Vraag. Wat moet gij uit dit alles besluiten ? Antw. Hetgeen we aan het slot van het artikel vinden Daaroin moet een iegelijk zeggen met David, Psalm 143 2. En ga niet in het gericht met Uwen knecht, want niemand die leeft zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn Psalm 130 3, 4. Zoo gij, Heere, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan ? Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. :

!

:

Vraag. Wat staat ons hieruit te leeren ? Antw. 1. Hoe grootelijks zij zichzelven bedriegen, die eene groote verbeelding des harten hebben dat ze in Gods gericht zullen bestaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen