GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 261

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 261

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

5

AD VALVAS — 8 JUNI 1973

VOORLICHTING HET MAKEN VAN PLANNEN VOOR HET WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS Waarom planning? Iedereen die weet d a t hij over enige tijd iets gaat doen, d a t buit e n zijn gewone dagelijkse routine valt, gaat zich bezinnen over de manier waarop hij h e t zal a a n pakken. Op h e t ogenblik is er in onze gemeenschap vrijwel n i e m a n d die geen vakantieplannen m a a k t . Hij hoopt daarmede o.a. zijn plezier in, en h e t rendement van zijn vakantie te verhogen, én de kosten binnen zijn budget te houden. Wil m e n in een grote leef- en werkgemeenschap als een universiteit geordend, systematisch en effectief werken d a n zal m e n van alles moeten afspreken en p l a n nen. Dit gebeurt reeds lang op a l lerlei gebieden: roosters, curricula, begrotingen, financiële schema's en vierjarenplannen zijn ons alle m i n of meer bekend. Hierbij werden echter grote gebieden op h e t terrein van de universiteit niet in de beschouwingen betrokken b.v. de behoefte van de m a a t schappij a a n afgestudeerden, de opnamecapaciteit per studierichting, welk onderzoek uitgevoerd zal worden, enz. Er- waren zekere vage contouren waarbinnen h e t gehele onderwijs en onderzoek zich afspeelden en bij elke nieuwe

Geschiedenis planning 1963 Verplichting tot jaarlijkse financiële schema's van de imiversiteiten en een algemeen financieel schema van de minister. Deze worden i n gepast in meerjarige ontwikkelingsplannen. 1968 Nota's

Posthumus

1970 Wet Universitaire Bestuurshervorming. ' 1970 O.E.R.I. (Centre for educational Research a n d invocation) en McKüisey s t a r t e n op verzoek van de minister met het opzetten planningsprocedure in w.o. en h.b.o. 1971 cie. de Moor: relatie h.b.o.— w.o. 1971 Het uittesten van de p l a n ningsonderdelen door de 'informateurs'. 1972 'Voorontwerp van wet houdende voorzieningen inzake de planning van h e t onderwijs'.

begroting werd h e t geheel op een of andere wijze binnen h e t keurslijf van de toegestane personele en materiële middelen gepast. De grote toeloop v a n studenten en de beperkingen in de beschikbare middelen noodzaken echter degenen die ons h e t gemeenschapsgeld voor onderwijs en o n derzoek ter beschikking stellen, a a n de universiteiten verantwoording te vragen over de effectieve besteding van deze gelden. De wijze waarop een overeenkomstige vraagstelling in h e t bedrijfsleven wordt aangepakt is r ^ d s lang b e kend en geperfectioneerd. Na onderzoek van de marktpositie, worden zodanige plannen uitgewerkt d a t de toekomstige produktie via interne reorganisatie zó wordt aangepast bij de vraag d a t h e t .bedrijf rendeert. Deze planningsmethoden k u n n e n echter niet zó m a a r op een universiteit worden toegepast. Vandaar d a t m e n al enige jaren bezig is om deze m e thode a a n te passen a a n dit ingewikkelde geheel. Een universiteit kent b.v. de a a n tallen academici die nodig zijn, heel slecht, h e t meten v a n de waarde van h e t afgeleverde 'prod u k t ' is h a a s t niet mogelijk en de interne efficiëntie is nauwelijks te bepalen. We verkeren daarom in h e t stadium d a t m e n bezig is uit te zoeken hoe m e n de p l a n ning voor een universiteit moet opzetten, welke informatie d a a r voor nodig is en hoe m e n d a a r u i t de benodigde m a n k r a c h t en geldmiddelen k a n afleiden. Al deze zaken zijn nog in een voorberei-

dende fase, zodat er over de concrete wijze van planning en over de toewijzing van middelen allerlei voorstellen in discussie zijn. Dit betekent echter d a t we niet af k u n n e n wachten wat over ons komt, m a a r zelf moeten gaan meedoen in dit voorbereidingsproces, omdat vaststaat d a t we in de naaste toekomst zullen moet e n plannen. Bovendien zullen wij hierdoor ons handelen en beslissen in onderwijs en onderzoek meer bewust gaan voorbereiden en beleven.

Wat is planning? Vóór we een positieve omschrijving van planning geven, duiden we kort a a n wat dit niet is. P l a n n e n m a g niet o n t a a r d e n in h e t voorspellen van de toekomst, om die toekomst daarmede onder controle te krijgen en dus n u vast te beslissen over die toekomst waarmee de flexibiliteit verloren gaat. P l a n n e n is ook niet een poging om alle risico's uit te sluiten, m a a r om die te beperken. OMSCHRIJVING 1: p l a n n e n m a k e n is h e t systematisch voorbereiden van beslissingen over toekomstige activiteiten. Deze omschrijving van prof. dr. P. Verburg is kort en duidelijk, m a a r verbergt m.i. h e t moeilijkste probleem. De toekomstige activiteit is niet willekeurig. Zij moet gericht worden door h e t stellen van een doel. B.v. h e t bouwen v a n een laboratorium, h e t opleiden van huisartsen, enz. Nu is h e t bouwen van een laboratorium geen doel in zichzelf. Het is slechts zinvol dit voor te bereiden in een groter geheel: d e oprichting van een vakopleiding èn h e t doen van onderzoek. Om dit elem e n t expliciet te m a k e n is een ruimere omschrijving noodzakelijk. OMSCHRIJVING 2: plannen m a k e n in een onderwijsen onderzoekorganisatie zoals een universiteit of een faculteit, is een continuproces d a t uitgaat van een ordening en analyse van de b e s t a a n d e toestand en zijn r a n d voorwaarden en gericht is op h e i vaststellen van de in de toekomst benodigde middelen. Deze middelen worden afgeleid uit de door of voor de organisatie vastgestelde doelen via h e t stellen v a n taken. De middelen worden vastgelegd door h e t ontwerpea v a n een p l a n om de gestelde t a a k binnen h e t gekozen doel te bereiken. Door h e t samenvoegen van alle p l a n n e n kan de organisatie overzien welke middelen er nodig ziJn en vervolgens de p l a n n e n beperken, uitbreiden of goedkeuren, gezien de bestaande toestand en de bekende of verwachte r a n d voorwaarden. D a a r n a wordt h e t p l a n uitgevoerd en geëvalueerd met betrekking tot de gestelde t a ken en de gekozen middelen. T e n slotte heeft de evaluatie tot g e volg de herziening van de doelen, taken, p l a n n e n en middelen.

Nadere bespreking van de gebruikte begrippen De bestaande toestand en zijn randvoorwaarden. Deze wordt vastgelegd door de inventarisatie van de aanwezige middelen en h e t aangeven van de taken, die daarmede reeds n u vervuld k u n n e n worden. De a a n w e zige middelen zijn: a. personeel; b. a p p a r a t u u r en materiële middelen; c. exploitatiekosten; d. kapitaalsmiddelen; e. beschikbare huisvesting. O m te weten wat hiermede kan worden gedaan t e n dienste van Onderwijs en onderzoek zijn de volgende gegevens nodig: f. a a n tallen studenten; g. onderwijsprogramma; h. onderzoekprogramma. Uit deze gegevens k u n n e n enkele index-getallen worden berekend die in verband kunnen worden gebracht met de voorwaarden waaronder h e t geheel nog redelijk werkt (randvoorwaarden). Men k a n b.v. de volgende grootheden berekenen: Ie. de student - staf verhouding;

2e. de student - personeelverhouding; 3e. de onderwijslast per student en daaruit via een model1 de capaciteit voor h e t opnemeni van studenten per studierichting. Bepalingen van toekomstige doelen, gestelde t a k e n en de middelen. Deze activiteit valt misschien int verschillende fasen omdat h e t geheel pas tot stand komt via voorstellen die op verschillende niveau's o n t s t a a n en waarover op) elk hoger niveau mede beslist wordt. De doelen, t a k e n en middelen worden geformuleerd in eeni plan d a t de volgende niveau'si passeert: A. vakgroep; B. subfaculteit met onderwijsraad en wetenschaps-' r a a d ; C. faculteit met dezelfdei organen; D. bestuur van de u n i versiteit m e t de universiteitsraad,' college van bestuur en college' v a n decanen; E. landelijke organen, zoals Academische Raad,' Stuurgroep postsecundair onderwijs, Z.W.O., waar enerzijds coör-; dinatie en advisering onzerzijds' beslissingen over onderwijs en onderzoek plaatsvinden; F . regeringsniveau met politieke beslissingen over onderwijs- en wetenschapsbeleid, geadviseerd door' onderwijsraad en r a a d v a n advies' voor h e t wetenschapsbeleid. Als we ons beperken tot de n i veau's A t / m D k u n n e n de volgende fasen optreden: I e fase I n de vakgroepen van een subfaculteit worden gezamenlijk doelen gesteld en t a k e n verdeeld. De' middelen worden gekozen en een uitvoeringsplan ontworpen. Ze fase De faculteit toetst h e t p l a n van de subfaculteit a a n sijn doelen en middelen. Dit onderstelt d a t de faculteit deze reeds heeft vastgesteld en d a t h e t zaak is h e t

PLANNING

subfaculteitsplan t e beoordelen. Het k a n d a n gebeuren d a t h e t p l a n wordt goedgekeurd óf als niet passend in h e t faculteitsgeheel wordt teruggewezen voor h e r formulering of aanpassing. Het is echter ook mogelijk d a t de faculteit zijn doelen en middelen a a n past by h e t subfaculteltsplan en deze in ziJn plan opneemt. H e t zelfde k a n opnieuw gebeuren bij elk hoger niveau. Het formuleren van doelen, h e t stellen van t a k e n en h e t aangeven van de middelen daarvoor uitmondend in een plan, k a n dus berusten op een wederzijdse beïnvloeding op elk van de niveau's A tot en m e t D. Het zal in de praktijk dus moeilijk ziJn om voor te schrijven hoe m e n b e ginnen moet: van A n a a r D, of van D n a a r A. Als men op universitalr niveau de doelen en taken r u i m formuleert k a n m e n i n eerste instantie deze moeilijkheid vermijden en later, n a de indiening van de faculteitsplannen een verscherping aanbrengen, die b.v. tot beperkte of ruimere taakstelling voert. 3e fase Er komt een totaal universiteitsplan tot stand waarin de bovengenoemde wederzijdse beïnvloeding op de verschillende niveau's is verwerkt. Dit plan omvat een overkoepelende beschrijving v a n de doelen en een globale bestemming v a n de middelen voor de t a k e n die de universiteit zich stelt. Deze vorm van h e t universiteitsplan bevat de visie van de universiteit op lang zicht (lange termijnplanning, L.T.P., over 10 Jaar). Dit plan dient de universiteit in bij de landelijke organen.

De planning krijgt in dit nummer op de bladzijden 5, 6 en 7 vrij fors aandacht i.v.m. de

VOORLICHTINGSBIJEENKOMST PLANNING op dinsdag 19 juni.

De drie artikelen worden hier en daar 'gelardeerd' met op zichzelf staande strukjes informatie.

4e fase Uit de voor fase drie ingediende p l a n n e n wordt een meer gedetailleerd plan opgesteld d a t op korter zicht (de middellange t e r mijnplanning, M.L.T., 4 Jaar) de p l a n n e n vorm geeft, n a d a t de L.T.P. is goedgekeurd. Het eerste Jaar van deze planning is de eerstvolgende begroting. Deze b e groting Is opgebouwd uit de zgn. richtbedragen, waarover h e t a r tikel van de heer Zijp nadere i n lichtingen geeft. C. C.

Jonker

RICHTBEDRAGEN Aan de planning van h e t postsectmdair onderwijs, die n a a r h e t bureau d a t by de opzet ervan is Ingeschakeld wel de McKinsey-planning genoemd wordt, wordt op landelijk niveau op twee fronten gewerkt. E n e r zqds probeert men in h e t zgn. I n f o r m a t i e p r o j e k t vast t e stellen welke informatie nodig is voor de landelijke planning, anderzqds wordt d.m.v. h e t systeem van de r i c h t b e d r a g e n een methode ontwikkeld voor de financiering van de instellingen voor h e t postsecundair onderwijs. Voor de landelijke p l a n n m g is een geregelde informatie uitwisseling tussen h e t landelijk niveau en de instellingen noodzakelijk om t e komen tot een duidelijke coördin a t i e van t a k e n op h e t gebied van onderwijs en onderzoek. De inform a t i e afkomstig van de instellingen moet a a n een a a n t a l eisen voldoen opdat m e n ze k a n vergelijken en uitwisselen. D a a r o m heeft m e n in h e t informatieprojekt voorstellen geformuleerd over de vraag over welke middelen en over welke t a k e n kwantitatieve informatie verzameld moet worden en hoe deze gedefinieerd moeten worden. Dit heeft m e n geprobeerd voor onderwijs, onderzoek, bibliotheekwezen, rekenfaclliteiten, technische ondersteuning, beheer, bestuiir en administratie, studentenvoorzieningen en ruimte. De bereikte resultaten van h e t informatieprojekt zijn neergelegd in h e t zgn. P a s e - I I - r a p p o r t waarvan op 24 mei jl. door de I n formateurs van de planning van h e t postsecundair onderwijs een concept is gepubliceerd. I n eerste instantie vragen de informateurs om technisch commentaar van de instellingen. D a a r n a komt een d e finitieve versie van dit rapport die in de instellingen in de periode van september tot december van dit Jaar op zijn bestuurlijke merites beoordeeld moet worden. Dit artikel h o u d t zich vooral b e zig met h e t systeem van de richtbedragen omdat de richtbedragen-

n o t a een v a n de meest concrete voorstellen is v a n de informateurs ^ en omdat de financiering nog " steeds een essentieel element is voor alle plannen. Ook deze n o t a zal in twee stappen beoordeeld worden. De eerste discussienota richtbedragen die in december 1972 verscheen, wordt momenteel n a een technische reaktieperiode bijgeschaafd en in Juli a a n s t a a n d e zal d a a r v a n een tweede versie verschijnen. Deze zal ook binnen de Vrüe Universiteit beoordeeld moet e n worden in de periode tot december. I n de richtbedragennota wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de financiering van h e t hele postsecundair onderwijs n a de invoering van h e t voorgestelde p l a n ningssysteem zal gaan verlopen. Het richtbedragensysteem is d a a r om ook gebaseerd op een indeling in planningdisciplines. De a r g u mentatie voor deze indeling is d a t de planning slechts per discipline k a n plaatsvinden omdat b.v. de vraag n a a r onderwijs en de b e hoefte a a n afgestudeerden zich per discipline manifesteert. Een voorstel voor een voorlopige discipline-indeling vindt u op deze bladzijde. Voor de Vrije Universiteit geeft dit 12 planningsdisciplines die soms verschillen van de huidige faculteiten. Bij de invoering van deze planningstructuur zal er d a n ook bestuurlijk en a d -

Voorgestelde disciplinaire-indeling Groep A 1. Theologie 2. Wijsbegeerte 3. Letteren 4. K u n s t 14. Geschiedenis Groep B 5. Wiskunde en Natuurwetenschappen 6. Technische wetenschappen Groep C 7. Geneeskunde 8. Biologie 9. Landbouwwetenschappen Groep D 10. en 11. Sociaal-cultm-ele, pedagogische en andragogische wetenschappen en psychologie 12. Rechtsgeleerdheid 13. Economische wetenschappen 15. Opleiding onderwijsgevenden 16. Diversen

ministratief een aanpassing nodig zijn van de faculteiten a a n de discipline-indeling. De richtbedragen, ook wel liunpsirnis genoemd, zijn de bedragen die een Instelling per discipline ontvangt voor de uitvoering van de landelijk overeengekomen t a ken. Deze t a k e n betreffen de hoofdtaken van de imiversiteiten nl. h e t onderwijs en h e t onder-

Vervolg op pagina 6

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1972

Ad Valvas | 284 Pagina's

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 261

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1972

Ad Valvas | 284 Pagina's