GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXVIII.

JACOB VAN ZOO.

Den laatsten Woensdag der maand Januari 1561, tusschen vijf en zes uur in den ochtend, werd er aan de woning van Jakob van Loo (de Loo) den wolkammer te Rijssel geklopt. De huisheer, meenende, dat het zijne knechten waren, opende de deur Maar in plaats van werklieden stonden er mannen van het gerecht voor hem. Zij kwamen naar binnen en doorzochten het huis. Eindelijk kwamen zy terug met eenige kettersche boeken en grepen Van Loo en zijne vrouw. Beiden werden naar het stadhuis gebracht, waar Van Loo zich terstond aan eene ondervraging onderwerpen moest. Hun eerste vraag betrof de biecht, hoelang het namelijk geleden was, dat hij bij den priester gebiecht had. Kon hij dien tijd niet opgeven, hij gaf zijnen rechters toe, dat het wel drie of vier jaren geleden kon zijn, daarbij verklarende, dat hij •wel bij den Heere biechtte, maar niet bij den knecht, want deze kon toch niet vergeven, wat tegen den Meester misdaan was. Ook de mis toonde van Loo te verwerpen, omdat zij onschriftuuriijk was. Opmerkelijk was, dat aan den aangeklaagde op zijn verzoek, een Bijbel gegeven werd, om daaruit zijne belijdenis te staven. Zelfs liet men hem begaan, als hij de Schrift uitlegde.

Al voortgaande kwamen de rechters op een onderzoek naar Van Loo's belijdenis aangaande het vagevuur. Twee wegen waren er maar, erkende onze martelaar, een ten leven, en een ten doode. Maar dan het vagevuur vroeg men hem, gelooft gij daar niet aan. »Zeker", zeide hij. »Welk vagevuur", was de wedervraag. »Deze, " hernam Van Loo, »dat Christus Jezus door zich zelven de reinmaking onzer zonden heeft te weeg gebracht." Ook werd hem voorgeworpen dat hij op een vischdag vleesch gegegeten had, wat hij ontkende. Niet dat hij er voor zich zelven eenig bezwaar tegen had, maar om niemand ergernis te geven, had hij zich aan de oude gewoonte gehou den. Hoe nauwkeurig zijne vijanden hem bespied hadden bleek hem, toen men hem ondervroeg naar een samenkomst, ten zijnen huize gehouden op St. Vincentsdag. Ja, hij had toen eene bijeenkomst gehouden met vijf of zes personen, waarvan hij eenigen noemde, op de vraag des rechters. Toen vroegen zij hem naar »onzen broeder Guydo", schreef Van Loo later, hiermede doelende op den bekenden Guido de Bray (Bres), die in die d, gen meermalen in Rijssel was en talrijke vergaderingen hield.

Van Loo moest hierop antwoorden, dat hij een enkele maal in zijn gezelschap geweest was, maar vaker in dat van Robreas Ognier (die in 1556 verbrand was)

Nauwelijks was het gerucht verbreid, dat Van Loo gevangen genomen was, of de gemeente van Rijssel gedacht haren broeder en schreef hem brieven van troost en opbeuring, hem tevens vermanende te volharden. En Van Loo, hij schreef haar terug, haar zijne ervaringen voor de rechters meedeelende en toeroepende, »dat gij wandelt, zooals het behoort, in het beroep, waarin God u geplaatst heeft, en zorg draagt om te wandelen naar het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus."

Den kerker, waarin onze martelaar nu de pijnbank, straks den brandstapel wachtte, beschrijft hij in een zijner brieven als een vertrek, in het vierkant slechts vier treden groot, »en waar ik geen meer licht kan ontvangen dan door twee kleine spleten, die zoo nauw zijn, dat men er nauwelijks een vinger in steken kan."

Wij hebben hierboven gezien, dat zijne vrouw met hem gevangen genomen was. Harer gedacht hij ook bij zijne broeders, hen smeekende haar, »zoo zij uit hare gevangenis verlost wordt", in hunne liefde en zorge op te nemen.

Het tweede onderzoek, dat Van Loo den 4en Februari ondergaan moest, duurde bijna 5 uren. In dien tijd mosst hij hun verklaren, wat de bedienaren des VVoords in de Gereforraeerdö kerk waren, en waarom hij de biecht, de liiis en de 5 sacramenten der Roomsche kerk verwierp. Deze gesprekken waren eene herhahng van die, welke vroeger gehouden waren. Iets anders was hun vraag naar een boekje van Guido de Bres over i Tim. V, waarin hij tegen de paapsche beloften te velde getrokken was. Dit boekje hadden zij gevonden in het huis van Van 1, 00. »Wat beteekenen de woorden paapsch en papist? vroeg er een. »Iemand, die handelt en leeft naar de be velen van den Paus, " was het wederwoord »En wie zijn die", vroegen de rechters weer. Hierop antwoordde de martelaar: »Zij die tegen Gods Woord handelen.'' Om hem in verwarring te brengen, beweerden zij toen, dat dan »St. Pieter" ook tegen God gehandeld had, omdat hij Paus te Rome geweest was Maar hij antwoordde zonder aarzelen, dat zij (hem) dit niet met geschiedkundige zekerheid, noch met Gods woord konden bewijzen.

De prediking der pastoors verklaarde Van Loo niet te willen hooren, omdat zij van de genade niet spraken, maar wel van de werken, als weg om behouden te worden. Zij meenden dat dit in overeenstemming was met hetgeen de Heere Jezus in de gelijkenis van den oordeelsdag had gezegd, toen hij de gezagenden zijns vaders toeriep: Gij hebt mij gespijzigd, toen ik honger had. Van Loo herinnerde hun echter, dat dat werken niet de grondslag der zaligheid was, want dat de Heere den zijnen toeroepen zou: »Beerft het koninkrijk Gods, dat u bereid is van voor de grondlegging der wereld."

Dat Van Loo zich niet altijd even gemakkelijk voor zijne rechters in den kerker voelde, beleed hij zijnen broeders zelf, zeggende: »En opdat gij niet denken zoudt, dat ik u met eene te groote vermetelheid zou willen be driegen, kan ik niet zeggen, dat mijn vleesch alzoo is gedood, dat ik geen aanvechtingen in mij zou gevoelen. Waarlijk, sedert ik hier gevangen zit, heb ik zeer zware gevoeld, die zeer bedenkelijk waren." Deze aanvechtingen werden vermeerderd, door de redeneeringen zijner vrouw, dat hij wel verlost zou kunnen worden, of door die van sommige broeders, die, om eigen lafhartigheid te dekken, zeiden, dat Vaa Loo zich had laten vangen, hetgeen niet noodig was geweest. !> 0, mijne vrienden I ja nog eens, mijie vrienden! gij allen te zamen, aan wie de Heere zijne kudde ter bewaring gegeven heeft, spaart uzelven met, " "schreef hij hierop zijnen broederen.

Aangrijpend is het broederlijk schrijven, dat Van Loo aan Guido de Bres gericht heeft. Hij vermaande hem om te volharden. »Verlaat Nederland niet, en zie niet naar hen, die de plaatsen zoeken om hun gemak te houden!" Nog verscheidene ondervragingen had de martelaar ondergaan waarin hij openlijk uitkwam voor alles, wat Gods Woord zeide en hemzelven betrof. Vreesde hij echter anderen in gevaar te brengen, dan antwoordde hij ontwijkend

Eindelijk kwam de ure, dat het vonnis over hem zou uitgesproken worden »o, Heere, reken hun deze zonde niet toe, want zij weten niet wat zij doen." riep hij uit toen hij vernam, dat hij veroordeeld was, om levend verbrand te worden. Het deed hem toch smartte aan, dat zijne vijanden zich zoo verhardden tegen de waarheid. Wat hem zelven betrof verblijdde hij zich, dat zijn wensch zou vervuld worden, bij zijne gevangenneming uitgesproken, dat hij om den naam des Heeren zou mogen sterven. Den i6en Februari 1561 werd hij omstreeks vier uur des middags naar de strafplaats gebracht, waar hij zeer standvastig mocht blijven, terwijl hij voortdurend voor zijne vijanden bad. Zelfs in zijne stervensure moesten zijne vijanden hunne spotlust aan hem koelen. Toen hij namelijk, als naar gewoonte, met ketenen was vastgemaakt, spotte een zijner rechters met hem zeggende: »Ziet hem daar in groote eer aan zijne tafel; hij heeft ook zijne servetten", waarmede hij de ijzeren ketenen bedoelde Zoo bleef de wereld hem vervolgen totdat de Heere hem buiten haar bereik stelde in zijnen hemel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's