GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Zending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zending.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XX.

Aan de Goudkust zijn de Nederlanders de eersten geweest, die — zij het ook in zeer geringe mate — zich aan de Protestantsche zending onder de bewoners hunner bezittingen hebben gevoegd. Wij zeggen de Protestantsche zending, omdat vóór hen de Portugeezen er gearbeid heboen, om er de Roomsche leer te verbreiden. Op dezen Waren echter de aanzienlijke sterkten, die zij hadden tusschen de Kaap der drie punten en de Wölta veroverd en m de lye eeuw door de West-Indische Compagnie, die ook in Amerika hare bezittingen heeft gehad, bestuurd. ••Jen eersten stoot tot de stichting dezer Compagnie heeft gegeven de om zijn geloof uit Antwerpen verdre-^n koopman Willem Usselinx. De bekende advokaat "JWenbatneveldt was echter met dit plan niet ingenomen, zoodat deze compagnie eerst in 1621 tot stand kwam. In et octrooi, dat zij van de Staten ontving bij hare oprich-•ng, verkreeg zij den alleenhandel op Amerika en Afrika ^eM^" Kreeftskeerkring tot de Kaap de Goede Hoop. Het ö tal harer bewindhebbers bedroeg 74, die uit hun midden een Uitvoerend bewind kozen van 19 leden, de Heeren die d ^n"^'"'^' - ^^^ onderscheiding van de Heeren XVII, keliiw ^"^'"I'idische Compagnie representeerden. Uitdrukpa • T^ ^^'^ "°^ '° ^^^ octrooi der West-Indische Com-L^P^ . P^^W» dat zij zorgen moest voor de verspreiding liike h ? '^"'^°'"^ °"^^'^ ^^ heidenen, nadat zij de geeste-1 Delingen harer schepelingen en der kolonisten had behartigd. Behalve de predikanten aan boord der schepen van deze Compagnie was er ook een dienaar des VVoords gevestigd op de voornaamste der HoUandsche sterkten, St. George d'Elmina, die in last had niet alleen om te zorgen voor de Europeesche Christenen aldaar en elders, maar ook om aan de negers de blijde boodschap des heils te brengen. Daar werden van dezen-wel enkelen tot de Christelijke kerk gebracht, doch zij wareii bijna zonder uitzondering degenen, die in dienst waren van Europeesche heeren, dus slaven. Met name noemen wij onder dezen zekeren Jacobus Elisa Johannes Capitein, die met den koopman Jacob van Goch naar Nederland kwam en van hem een goede opvoeding ontving. Later studeerde hij zelfs aan de hoogeschool te Leiden met zoo goed gevolg dat hij eindelijk promoveerde. Als Evangeliedienaar keerde hij naar Afrika terug. Welke vruchten zijn arbeid gedragen heeft, weten wij niet, want eerst voor deze eeuw heeft God weggelegd zegen op haren zendingsarbeid te zien. Behalve de Engelsche genootschappen werken er twee Duitsche op een deel der Goudkust namelijk het Bazelsche en het Bremensche. Het eerstgenoemde genootschap vestigde er in 1828 vier zendelingen, maar het ongezonde, doodelijke kÜmaat velde velen, die toen en later aangekomen waren, zoodat reeds in 1832 deze post zoii zijn opgeheven, als niet de alleen overgebleven zendeling A. Riis zich vast voorgenomen had te blijven. In 1837 werd Riis echter tochnaar Bazel teruggeroepen, maar hij vergat de Goudkust niet en het gelukte hem de opdracht van het Bestuur des Bazelschen genootschaps te krijgen, naar Jamaika te gaan en daar enkele christelijke negerfamiliën over te halen met hem naar de Goudkust te trekken. Hierin slaagde hij naar wensch en van 1850— 1874 mocht de zendingsarbeid goede vruchten dragen onder de Akra en Andangmestammen. Jammer dat de offers van het moordend klimaat onder de zendelingen groot bleef. Van 1828 tot 1884 heeft het Bazelsche genootschap 148 mannen en 81 vrouwen uitgezonden, waarvan, na kort verblijf, 55 mannen en 24 vrouwen bezweken en 62 mannen en 36 vrouwen het land moesten verlaten. Het aantal Christenen op de Goudkust bedraagt nu ruim 7000, terwijl in vele scholen meer dan 2000 kinderen worden onderwezen.

Van de Wolta tot de Nigerdelta ligt de slavenkust, waarvan een deel, Togoland genoemd bearbeid wordt met het Evangelie door liet Noordduitsche of Bremensche zendinggenootschap en dat niet zonder succes, 't Getal der Christenen neemt toe en dezen zijn den omwonenden heidenen tot een zegen. Dahome, dat een beruchten naam heeft in de geschiedenis der heidensche rijken om de wreedheden, die door zijne koningen plaats hadden, maar nu onder de macht van Frankrijk staat, hetwelk een eind gemaakt heeft aan die gruwelen, ontvangt het Evangelie van het Wesleyaansche zendinggenootschap sinds 1855. Öp het oostelijk deel van de Slavenkust meer binnenslands ligt der landstreek Joruba, dat een zeer droevig verleden heeft. Jaren lang is het ten prooi geweest van roof en plundering. Onophoudelijk vk'erd strijd gevoerd tusschen de verschillende steden. Slavenjachten werden gehouden. Verwoesting en vernieling heerschten overal. Dit was het gevolg van het inroepen der hulp van de Mohammedaansche Fulaas door lUorin, een der hoofden, die zijn macht wilde uitbreiden. Omstreeks 1825 vonden echter eenige zwervelingen een toevluchtsoort tusschen groote granietblokken aan den oever van den Ogunrivier. Uit meer dan 130 plaatsen vestigden zich hier langzamerhand nog meer vluchtelingen. De kolonisten vormden kleine kringen, die op zichzelf bleven leven, totdat Schodeke, een der hoofden, al die groepen vereenigde tot een politieken bond, waarbij en de bijzondere en de algemeene belangen goed geregeld waren. Zoo verrees Abeokuta, dat omstreeks 1840 met het Evangelie bekend werd. De vooruitgang van het Christendom in deze stad gaf aanleiding tot een oproer, waarin de Christenen door de heidenen werden mishandeld en de kerken gesloten. Doch in 1849 zegevierde weer de gewetensvrijheid en toen werd de waarheid Gods in Abeokuta en zijne omstreken verbreid. Vooral de Wesleyanen en de Anglicaansche kerk hebben veel gedaan, om de heidenen weer bekend te maken met den weg der zaligheid.

In het Nigergebied dat nu volgt, werden de eerste zendingspobteri in 1857 opgericht en dadelijk breidde zich het zendingswerk uit. Onder de arbeiders in deze streek moet een plaats ingeruimd worden voor Samuel Croswther, een van Afrika's zonen, die veel gearbeid heeft. Hij heette eigenlijk Adsjaï en was een neger uit Osjogoen. In 1810 geboren werd hij op twaalf jarigen leeftijd als slaaf verkocht en kwam, na vele harde meesters gediend te hebben, eindelijk op een slavenschip, dat door de Engelschen genomen werd. Hierdoor verkreeg hij zijne vrijheid, bezocht een der scholen van Sierra Leone, werd gedoopt, later in Engeland opgevoed en eindelijk als eersteling der negers tot predikant geordend. De zending aan den Niger is grootendeels zijn werk. De eens zoo arme heidenknaap en slaaf werd in 1864 te Londen tot bisschop van de Anglicaansche kerk gewijd en tot doctor in de theologie bevorderd. In i83o bemerkte men echter, dat deze zendingsarbeid nog niet geheel aan de kleurlingen — herders en leeraars — kon overgelaten worden, daar zij niet voor hun taak berekend waren. Europeanen traden weer in den arbeid van Crowther in en werken er thans onder de heidenen, zoowel als onder de Mohammedanen.

DE G.^AV FORTMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's

De Zending.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's