GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De aarde, en de werken, die daarin zijn, zullen berbranden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De aarde, en de werken, die daarin zijn, zullen berbranden.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruisch zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde, en de werken die daarin zijn, zullen verbranden 2 Petrus 3 : 10.

Hoe reusachtig groot ook de afmetingen, saam van alle land en alle zee, op deze aarde ons toeschijnen, toch is heel die aarde zoo nietig klein, vergeleken bij de zon; en zooals die zon is, zoo zijn er duizenden en tienduizenden van vaste sterren; en hoever ook menschenoog die vaste sterren begluurd heeft, nog is nooit het einde van het heelal ontdekt.

Gods majesteit is zoo eindeloos, zoo nameloos groot, en wij, die ons reeds in ons kleine land op die kleine aarde in onze onbeduidendheid verliezen, wat zijn wij voor Hem die dat Heelal door één machtwoord tot aanzijn riep, en het eveneens weer door één woord van diezelfde Almachtigheid zal doen omkeeren en doen veranderen in gedaante en in bestaansvorm!

Reeds de Psalmist werd door die overweldigende gedachte aangegrepen, toen hij het uitzong : „Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk uwer handen. Die zullen vergaan, maar gij zult staande blijven; en zij zullen allen als een kleed verouden. Gij zult ze veranderen en als een gewaad zullen ze veranderd zijn.”

Bij Jesaja heet het eveneens: Al het heir der hemelen zal uitsterven, en de hemelen zullen toegerold worden, gelijk een boekrolle, en al hun heir zal afvallen, gelijk een blad van den wijnstok afvalt, en gelijk een vijg afvalt van den vijgenboom." (34 : 4 )

En over die „verandering" van hemel en van aarde triomfeert Jehovah, als Hij zelf aan zijn knecht betuigt: Hef uw oogen op naar den hemel en aanschouw de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen en de aarde zal als een kleed verouden; maar mijn heil zal in eeuwigheid zijn en mijne gerechtigheid zal niet verbroken worden." (Jes. 5I:6.)

Zoo roept ook de apostel des Heeren ons toe: „De wereld gaat voorbij met al wat ze voor ons oog begeerlijks heeft, maar die den wille Gods doet blijft in der eeuwigheid". En al kunnen we hier de breede teekening van het visioen van Pathmos niet weergeven, duidelijk en omstandig betuigt toch ook een ander apostel ons, dat zij die aan Jezus toebehooren, „verwachten een nieuwen hemel en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont; dat eens de hemelen, die nu zijn, en de aarde door hetzelfde woord, dat eens deze wereld schiep, ten vure zullen worden overgegeven; en dat dan de hemelen zullen vergaan en de elementen brandende zullen versmelten, en de aarde en de

werken, die daarin zijn, zullen teniet gedaan worden". (2 Petr. 3:7, II, I2, I3.)

Men heeft het een wereldbrand genoemd, en een wereldbrand zal het zijn, en eerst uit dien wereldbrand zal die nieuwe gestalte voortkomen, waarin het rijk der heerlijkheid schitteren zal eeuwiglijk en altoos.

Vreemd kan ons dit niet meer in de ooren klinken, want reeds het verleden verhaalt ons van zoo ontzettende veranderingen, die eertijds op deze aarde hebben plaats gegrepen, dat geen onzer de tegenwoordige gedaante der wereld herkennen zou, kon zijn oog aanschouwen wat eenmaal deze wereld is geweest.

Ook geven de onderzoekers van de aardkorst en de begluurders van het firmament zelven toe, dat een algeheele omkeer in de gedaante dezer wereld alleszins tot de waarschijnlijkheden behoort, slechts hierin uiteenloopend, dat de één een' af koeling en een doodvriezen van alle leven op deze aarde voorziet, terwijl de ander, met de Schrift, denkt aan een eindelij ke vernietiging door vuur.

Reeds nu wandelen we op vuur. De vuurspuwende bergen, de heete bronnen, de opstij gende gassen, het geeft ons alles de zekerheid, dat onder de dunne aardkorst, waarop wij leven, één gloeiende massa zich verbergt, die door breede scheur slechts lucht zou behoeven te ontvangen, om lichter laaie in vlam te schieten, en den grooten wereldbrand te doen uitbreken.

Toch is wat de Schrift ons als aanstaande aankondigt nóg majestueuzer: niet enkel een in vlam schieten van deze kleine aarde, maar één groote, één machtige onderstbovenkeering van hael het starrenheir. Een verbreking van heel de orde der starren op hun banen, gepaard met een dooreenru sching van alle stoffen en gassen, om eerst uit die massale dooreenwarreling van al wat bestaat, een geheel nieuwe orde, een veel heerlijker wereld, een nog duizendwerf schooner heelal te doen voortkomen.

En wat alles zegt, dat profeteert ons de Schrift, niet om onze weetgierigheid te bevredigen, noch ook om ons op ontzettende dingen voor te bereiden, maar, heel anders, om ons het valsche hechten aan het mindere schoon van deze gedaante der wereld af te leeren, en ons zielsoog te richten op die veel grootscher heerlijkheid, die eens al wie in Jezus ontslapen is, wacht.

Ons ideaal staat zoo veel hooger dan het hoogste wat deze wereld bieden kan. Wie Jezus niet zijn ingelijfd, vergapen zich aan het schoon dezer wereld, die nu is, als ging daar niets boven. Voor den heiligen apostel daarentegen is op deze wereld al het schepsel zuchtende, omdat het der ijdelheid is onderworpen, en verwacht het als met opgestoken hoofde die veel schooner, dife veel rijker heerlijkheid, die dan eerst komt, als de vrijheid der kinderen Gods zal doorbreken.

En daarom is het één roepen, één waarschuwen heel de Schrift door: Geef aan deze wereld uw hart niet, maar staar naar de zooveel heerlijker erfenis, die u is weggelegd en die u in de hemelen bewaard wordt.

Deze wereld gaat voorbij, met al wat ze u begeerlijks biedt, maar dan komt de nieuwe hemel en de tiieuwe aarde.

Hoedanigen behoordet gij, o, kinderen Gods, dan niet te zijn, in heiligen, hemelschen wandel.

Onbegrijpelijk is zulk een „verandering"' van het bestaande voor ons niet.

De Schrift zelve vergelijkt ze met de verandering van een kleed, van een gewaad, dat, afgedragen en bezoedeld, geen oog meer had, en wegwerpclijk scheen, en dat nu door de hand des vollers zoo kostelijk gereinigd en vernieuwd wordt, dat het in al zijn oude pracht en als nieuw voor het oog tot u terugkeert.

En ook, het reinigen, het vernieuwen van metaalstukken door vuur kennen we. Verroest en onooglijk ijzerwerk herwint in het vuur zijn nieuwheid en glans, en aldus in het vuur opgesmolten en in nieuwen vorm gegoten, blinkt het weer voor het oog in zijn metaalblankheid en in zijn ongerepten vorm.

En waarom zou God dan niet evenzoo met heel zijn v.'ereld kunnen doen, wat de voller verricht met het kleed of de metaalgieter met het stuk metaalwerk ?

Het is zoo, het grootsche van den omvang, de uitgebreidheid der afmetingen, het reusachtige van het firmament, doet ons hier duizelen; maar staat God Almachtig clan niet nog veel hooger boven heel het werk zijner schepping dan de voller boven zijn waschtob of de smid boven zijn vuurhaard?

Wie iets maken kan, kan het ook vermaken. Wie scheppen kan, kan ook herscheppen. En hoe majestueus ook het heelal ons toeschijne in zijn grootheid, voor God is het als niets geacht. Zijn niet de volken voor hem wat een druppel water aan den emmer is, of een stofje op de weegschaal?

En hebt ge dit u eenmaal ingedacht, dat, hoe groot de wereld ook zij, God zelf nog tienen honderdmaal grooter is dan die gansche wereld, ja, dat ge ook zoo van de grootheid van uw God nog slechts gestameld hebt, wat zou er dan wonderbaars voor uw God in zijn, om heel dat heelal als één machtig instrument op te sm.lten, en het straks verjongd, vernieuwd en in nog heerlijker vorm gegoten, voor Zich en voor zijn heiligen te stellen?

Aan ons ligt de schuld, dat we doorgaans van deze wereld veel te groote, en van den Heere onzen God veel te geringe gedachten koesteren.

Dat doen niet alleen de lieden der wereld, dat doet ook het Christenvolk, te traag van geest als het is, om de heerlijkheid zijner erfenisse in te denken, of ook om in te leven in wat de Schrift ons zoo duidelijk en zoo omstandig profeteert.

Zeker, ge moogt daarom uw roeping in de dingen dezer wereld niet klein achten, en veelmin verzuimen. Zoolang God u in deze bedeeling laat, hebt ge in deze bedeeling uw God te dienen, volijverig en getrouw.

Maar steeds zal het bij dit uw doen u belder voor oogen staan, dat met alleen deze aarde, maar ook al haar werken zullen vergaan. De prachtigste paleizen, de wijdlufstigste kathedralen de wonderen der techniek, de grootste scheppingen der kunst, alle huis, en alle dorp, en alle steden, en al wat menschenhand daarin gewrocht heeit, — het is slechts voor een tijd, en gelijk eens Babyion en Ninevé te niet gingen, zoo gaat eveneens straks te niet al wat ónze wondere eeuw schiep.

En daarom, ge zult wel volijverig en getrouw in het u hier aanbevolen werk zijn, maar ge zult er niet duurzaam aan hechten. Ge zult er u zelven niet aan hechten. Ge zult er uw ziel niet aan hechten. Ge zult verstaan en inzien, dal wat nu ons toeschittert, nog slechts het flikkeren van kaarsglans is, vergeleken bij den zonneglans van heerlijkheid, waarin eens heel Gods schepping zal gedoopt worden.

Hier deze kleine heerlijkheid voor een tijdj daar eens de volle heerlijkheid, en dat voor eeuwigl Aldus staat de keuze.

Wat aarzelen dan Gods heiligen nog?

Uw ideaal kan niet liggen in wat veroudert en eens verandert, in wat God eens opsmelt; het moet liggen in wat dan zal aanbreken, als uw God zijn herschepping zal hebben voltooid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„De aarde, en de werken, die daarin zijn, zullen berbranden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's