GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Vreeze kwam over alle ziel”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vreeze kwam over alle ziel”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN].

En eene vreeze kwam over alle ziele; en vele wonderen en teekenen geschiedden door de Apostelen. Hand. 2 : 43.

De werking van den Heiligen Geest op den eersten Pinksterdag te Jerusalem moet zeer in het oog loopend sijn geweest. Heel de schare van Joden en Jodengenooten, die deze werking onderging, geraakte in een verhoogde stemming. Niet van opwinding, maar van heilige geestdrift. Het was bun aan te zien, dat ze innerlijk diep ontroerd waren. Ze stonden daar als mannen en vrouwen, die door een geestesmacht van Boven aangegrepen waren. Ze vergaten voor een oogenblik de dingen van het gewone leven, en hun gedachten waren geheel en al ingenomen door wat ze gezien en gehoord hadden. Het was of ze in een andere wereld waren overgeplaatst,

„Vreeze kwam over alle ziel", is het kotte woord, waarmee Lucas ons dezen geestelijken toestand teekeut. Vreeze, en dan vreeze over alle ziel. Het was niet een enkele die zicti bezield gevoelde, en die door de anderen met kalme nuchterheid werd aangestaard, maar ze waren op eenmaal allen, stam in een geheel andere stemming van geest omgeset. Iets wat nu niet zoo treffen zou, aM)o 't enkele tieatftllen of

zeg een twee-diiehonderd peiionen waren geweest. Mur dat leek er niet naar. In minder dan geen tijd waren er reeds drieduizend van wie de tempel waren binnengeloopen, gedoopt; een zoo groot aantal, dat er maar enkele van de zeer gr«ote kerkgebouwen in ons land zijn, die zulk een schare op eenmaal bevatten kunnen. £n heel die sctuire nu was aangegrepen, niet doordat ze joelen of zingen gingen, maar door een inwendige aangrijping van den Heiligen Geest in hun ziel.

Vreeze kwam over alle ziel. Niet angst, schrik bezorgdheid, maar vreeze zooals de Schrift ge^ durig gewaagt van vreeze des Heeren^ en wat dit is, weet ieder onzer wel. Xn het gewone leven kunnen we soms uren, zoo niet dagen doorleven, zonder dat de indruk van Gods nujesteit, heiligheid en genade ons overweldigt. Dat we wel gelooven, o, zeker, maar zonder dat 't geloof ons in actie zet. En nu beteekent deze vreeze des Heeren, dat we ons opeens overmeesterd gevoelen door een indruk die van God in ons gewerkt wordt; een indruk die teweeg brengt, dat weer diepe eerbied voor het heilige ons vervult; en het ons te moede wordt, als naderden we voor Gods heilig aanschijn.

Juist zooals een ordinair burger met ontzag vervuld wordt als hij onze Vorstin mag naderen, zoodat hij voor een oogenblik stil in zichzelf wordt, zich zoo goed mogelijk tracht te houden, en met zorg de woorden kiest die hij uit zal spreken, zoo ook komt er over Gods kind zeker gevoel van eerbiedige ontzetting, zoo dikwijls hij den Koning der konbgen. mag naderen. Iets wat ten deele reeds het geval is, zoo dikwijls we onze knieën in aanbidding buigen, maar ons nog veel sterker aangrijpt, als we onder een bijzonderen, buitengewonen indruk van Gods hoogheid en majesteit geraken, 'tzij door het dreunen van een machtig onweer, door een gruwel waar we van ijzen, of door een sterven dat we zien en dat ons aangrijpt.

En zoo nu, zegt Lucas, was het op dien eenigen Pinksterdag. Heel die groote schare van drieduizend personen was op eenmaal zichzelf niet meer meester, en geraakte zoo sterk onder den indruk van wat de Heilige Geest in het hart wrocht, dat vreese over haar kwam, vreeze over alk ziel.

En juist dat: Over alk ziel, was bijna nog merkwaardiger dan de vreeze zelve.

Allen die geloofden, zoo staat er toch, waren bijeen en hadden alle dingen gemeen. Ze waren dagelijks eendrachtelijk in den tempel volhar dende, en ze aten te zanten met verheuging en in eenvoudigheid des harten. £n dit niet alleen het eerste oogenblik, maar dag na dag. £r staat toch, dat ze „volhardende waren in de leer der apostelen en in de gemeenschap."

Dit nu was iets wonders. Let er toch wel op, dat die drieduizend bestonden uit vreemdelingen uit alle streken van Azië en Europa, Parthen en Meders, Elamieten, menschen uit Pontus en Egypte, Romeinen, Kretensen en Arabieren. Heel een schare van Joden en Jodengenooten, die uit alle oorden met het feest naar Jerusalem waren gekomen, maar voor de overgroote meerderheid elkander van te voren nooit getien hadden. Ptsrsonen, die elkander van naam zelfs niet kenden en nu voor 't eerst elkander in het aangezicht zagen. En toch, die duizenden elkander «vreemde menschen voelden zich als plotseling en met een tooverslag zoo innig en teeder aan elkander verbonden, als hadden ze steeds in eenzelfde familie saamgeleetd. Zelfs verkochten de rijken hun buizen en landerijen, en deelden van de opbrengst uit aan wie behoefte hadden. Natuurlijk was er wel een groepje bij, dat uit Galilsa herkomstig was en Jezus was nagevolgd, en die zullen van elkaar wel hebben afgeweten, maar de meesten waren elkaar geheel vreemd, en voelden zich desniettemin zoo aan elkander verbonden, dat 't iine vreeze was die over aller ziel viel, en dat niet maar voor een kort oogenblik, maar zoo dat ze „volhardden in de gemeenschap".

Duidelijker kon nooit blijken, hoe 't niet een fiimilieband en niet een vriendschapsband was, die hen saambond, maar een band dien de Heilige Geest om hun aller hart sloeg. Zonder te weten boe, waren ze op eens in het mystieke Lichaam vin Christus ingelijfd. En nu voelden ze zich door den band van dat Lichaam van Christus teeder omklemmen. In Christus voelden ze zich één. Niets was er dat meer scheidde. Het was één Geest, en uit dien éénen Heiligen Geest vloeide de liefde in aller hart. En dat was hun Pinksteren.

Zóó kan 't vanzelf op ons Pinksteren niet zijn. Voor ons toch is het Pinksteren dat we ditmaal vieren, niet de dag van onze bekeering en toebrenging tot Christus. Het gebeurt nog wel, dat iemand juist op Pinksteren uit den dood tot het leven overgaat, en God geve, dat 't ook ditmaal over meer dan één Gods engelen doe juichen, maar verreweg de meesten onzer vonden reeds vroeger den weg des heils. Voor ons is daarom ons jaarlijks terugkeerend Pinksteren niet de jubeldag der eerste geboorte ten leven, maar een dag van herdenking, een dag van verlevendiging, een dag van weer opstaan, zoo we insliepen, een dag van weer voelen, ervaren en meê doorleven, na reeds voorheen door genade in het leven te zijn ingezet.

Maar dit weeropleven moet dan ook de Pinkstervrucht van elk onzer zijn. En zeer enkele moge reeds in de week die voorafging, tot een heiliger bezieling verwakkerd zijn, het meest natuurlijk is en blijft toch, dat we de Hemelvaart mee doormaken, dank zij de Hemelvaart meer met onzen verhoogden Heiland samenleefden, en dat we thans, nu 't Pinkstergelui ons weer in de ooren klinkt, de trillingen, ritselingen en aandoeningen van den Heiligen Geest zelf in ons eigen hart gevoelen. Gevoelen zooals we dit ook vroeger reeds genoten. Gevoelen als terugkeer van een heUige vreugde die ook vroeger reeds ons hart doortintelde. Maar het dan ook gevoelen, krachtiger nog dan voormaals, omdat we als kinderen Gods niet stilstonden, maar vorderden en vooruitgingen in de overgifte van heel ons innerlijk leven aan onzen Heere en Koning.

En mag dit zoo zijn, bij u en bij uw huisgenooten, m uw eigen gezin en bij uw geestelijke vrienden, dan moet immers de uitwerking ook nu nog zijn wat ze te Jeruzalem vóör twintig eeuwen was, en moet het ook bij u en in uw kring de Vreeze des Heeren over alle ziel doen komen. De wereld verstaat dit niet, en jubelt bij't lentebloempje en zingt met de vogelen mee. Ook rijk is de weelde van Gods natuur. Maar Gods kind zingt niet met de vogelen, maar met de engelen meê, en ziet niet door de g^lazen vensters over het veld en naar de tuinen, maar door de vensteis der ziel naar de zalen des lichts op.

En moeten we dan morgen toch weer in de wereld terug om onzen plicht te gedenken van wat in die wereld ons wacht, dan nemen we toch ook in die wereld ons uitzicht mee vani wat uit hooget sfeer ons toeglansde, en is het de vrucht van Pinksteren, dat we te beter onsen plicht nakomen, te volijveriger in onzen dienst worden bevonden, en dat 't: „Uw Naam worde geheiligd, uw Koninkrijk kome" ten volle waarheid wonle in het gebed van ons hart.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's

„Vreeze kwam over alle ziel”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's