GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Bind de getvigenis toe”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Bind de getvigenis toe”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bind het getuigenis toe. Verzegel de wet onder mijne leerlingen. Jesaja 8 : 16.

Er kan een zoo eiken geestelijken band losrafelende verwildering intreden, dat Gods volk ïich ten slotte geheel van de breede schare moet afzonderen.

Zoo verging het Israel ook in Jesaia's dagen. Eerst had ook deze machtige profeet nog be-proefd op het volk in zijn groot geheel in te werken, en, zoo 't kon, heel Jeruzalem en heel Juda nog naar den heiligen dienst van der Vaderen God terug te lokken en te leiden. Doch elk pogen, 'zoo van Jesaia als van de overige profeten, die in zijn dagen met hem optraden, liep steeds weer op teleurstelling uit. Meer van den Koning die heerschte, dan van den Profeet die in den naam des Heeren optrad, hing de houding van 't volk af. Zat een Manasse op den troon, dan werd de afval onder het volk algemeen, en rustte de scepter in de hand van een Josia, dan vond het heilige weer bijval, maar meer dan schijnheiligheid was 't niet. 't Werd dan „gebod op gebod en regel op regel", maar de geestelijke inspiratie ontbrak steeds meer.

Meer dan iemand heeft Jesaia hierin het doodelijk gevaar - voor Israels toekomst gezien. Hij zag voor oogen, hoe onder de massa de geestelijke verwildering toenam, en hoe er dan nog wel steeds een kleine groep overbleef, die stand hield en voor de eere Gods optrad, maar ook hier was gestadige slinking en achteruitgang te merken.

Het oudere geslacht, dat nog met hart en ziel aan den dienst van Jehovah trouw wasgebleven, stierf allengs weg, en in hun zonen, die straks hun plaats innamen, bleek dan wel nog zekere geestelijke erfenis over te zijn gebleven, maar o, in zoo verminderde, mate, zoo arm aan bezieling, en zoo klein in kracht.

Droef gevolg hiervan was dan, dat er niet van, de kindersn der vromen een heiligende invloed op de massa uitging, maar eer omgekeerd, dat de onheilige Invloed van het wereldschebleven de geestelijke positie van de zonen der vaderen deed omgaan, zoodat wereldgelijkvormigheid al spoedig ook onder hen de overhand dreigde te erlangen.

Men bleef dan nog wel tot „het geslacht der vromen" behooren, maar was. toch o, zoo gaarne ook in de wereldsche kringen voor vol aangezien. Te mogen hooren, dat men in de wereldsche kringen weer voor vol meetelde, was^hun zóó zoet, dat ze zich verheven gevoelden boven de enghartige benepenheid der bekrompen geloovigen. En dat sprak immers vanzelf.

Bij zulk een stand van zaken nu moest of de kring der vromen in afzondering heil zoeken, of hij verbleekte, verflauwde en was weg. Ook ten onzent is dit gezien. "

Hoog stond ook onder ons het geloof in de dagen van 't martelaarschap. Het geloof was toen ook op onze erve een nationale kracht. Het volk als volk klemde zich aan zijn God vast, en daardoor verisleef aan ons de zegepraal. Zelfs onder de anders toch zoo ruwe soldaten en matrozen viel dit te bespeuren. Denk aan het leger van Gustaaf Wasa, aan de legerbenden van Cromwell, aan een De Ruyter op 's lands vloot.

Maar nauwelijks was de overwinning ons deel geworden, of ook de glans die bijna een eeuw lang op ons volk geglinsterd had, werd al doffer, en straks kwam zoo geestelooze staat van zaken, dat 't al om 't ophoopen van 't goud ging. Dit deed al spoedig de Kerk haar geestelijken adel verzaken. En toen werd afzondering en isolement ook hier de leuze. Naast de Kerk kwamen de tgezelschatppen" op, en hoeveel ziekelij ks hier ook onder schuilen mocht, de onkreukbare liefde voor de waarheid Gods hield in deze vrome gezelschappen toch stand.

Ook nu naderen weer soortgelijke toestanden. Weer ligt een halve eeuw van bezielde toewijding achter ons. Helden des geloofs zag men ook bij ons in stad en dorp optreden. Maar ook nu sterft dit geslacht gaandeweg uit. En vraagt men nu naar den polsslag van het geestelijk leven onder de zonen dier vaderen, o, hoeveel trager en zwakker klopt dan de slag van 't hart niet? En hoe is •'t meedoen met de lieden der wereld onder die jongeren niet nu reeds veler lust en liefde geworden!' God zij lof, minder nog in het zinlij ke, maar te sterker in de verlichting. Het streelt zoo, indien men dan hooren mag, dat men "ook in de kringen der verlichting op het gebied van kunst en wetenschap kans heeft op het eerebrevet van een gezien man.

Wat deed nu Jesaja hiertegen.''

Wat hij voor oogen zag, was een natuurlijk en van zelf opkomend gevaar.

Keert de wereld zich tegen Gods volk met druk en vervolging, dan leeft de geloofsmoed van het Iwroisme op, en rijpt er een geslacht van wat men een «lijfwacht voor Jezus" zou kunnen noemen. Maar kantelt en kentert, dank zij dien geloofsmoed, de evenaar zoo, dat der geloovigen kring er boven opkomt, dan wordt schier immer het straks nieuw aankomend geslacht van die teederheid en van dien ernst des geloofs vervreemd, en zoekt weer eere bij wat groot en hoog is in de wereld.

Daartegenover nu stelde Jesaja als eenig afdoend verweermiddel de' afzondering., en het isoleraent.

Het staat ter eeuwige gedachtenisse in Jesaja VIII:16 zoo kernachtig en in zoo bezielde taal opgeteekend: Bind de getuigenis toe en verzegel de wft onder mijne leerlingen.'"

Jesaja zag 't voor oogen. Het ging niet langer, om met den grooten hoop mee te wandelen op 't gewone levenspad. Op die wijze won men er niet één, en verloor men er telkens bij geheele groepen.

In onze Christelijke scholen is thans ditzelfde isolement toegepast. Eerst enkel in de lagere school. Men kon toen nog niet verder. Daarna is geheel hetzelfde isolement tot een hooge zedelijke kracht geworden op onze Gymnasia, bij ons Middelbaar Onderwijs, en zelfs op 't gebied van de Uiiiversiteit.

Geheel deze rijke groep van - stichtingen staat nu onder het Jesajaansche parool: »Verzegel de wet onder mijne leerlingen!"

Vooral op dit verlokkend terrein is daarom het itoebinden van het getuigenis" bron van levenskracht.

Wat man heeft, na Paulus als apostel, door wat hij te boek stelde, heel de wereld over, meer kracht geoefend dan Jesaja.

En Jesaja was de profeet van 't isolement!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 januari 1916

De Heraut | 4 Pagina's

„Bind de getvigenis toe”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 januari 1916

De Heraut | 4 Pagina's