GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

"uw zonden als een wolk".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"uw zonden als een wolk".

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik delg uwe overtredingen uit als eenen nevel, en uwe zonden als eene wolk; keer weder tot Mij, want Ik heb u verlost. Jesaia 44 : 22.

Het is een aangrijpend beeld, waarin de Almachtige hier zijn profeet Jesaia aanspreekt, door de zonden van zijn volk met de wolken in den dampkring te vergelijken.

Drieërlei komt hierbij voor. Er kan zijn een gansch heldere hemel, waarin de glans van het licht door geen enkle wolk verduisterd wordt. Hiertegenover staat in de tweede plaats de donkere wolkenmassa, die zich sa& mpakt, als er onweder van omhoog dreigt. En tusschen deze beide staat dan als derde de lichtbewolkte lucht, die de hitte tempert en als in beelderi ons toespreekt.

Nu kan in de verhouding van God tot zijn volk, eer de Voleinding intreedt, van een gansch helderen, geheel onbewolkten hemel nog geen sprake zijn. Die volkomen heldere hgmel zal eerst heerlijk schitteren kunnen als »de nieuwe aarde onder den nieuwen hemel" zal voleind zijn.

De keer, die het Evangelie brengt, bestaat dan ook in heel iets anders, en wel daarin, dat de te donkere donderwolken afdrijven, en plaats maken voor een nog altoos gedekte, maar dan toch doorzichtige lucht boven ons.

Zoolang nog geen genade doorbrak, is het boven ons, en voor het oog onzer ziel, één donkere wolkenmassa, waar geen ander licht doorheen breekt, dan het flikkerend licht van den bliksemflits, die angst in. 't hart opwekt, en waarin Gods heiligen toorn ons bedreigt.

Het is dan alles donker om ons heen. Gods toorn dringt op ons aan. En de flikkering van de bliksemstraal bestraalt ons met een licht, dat ons niet verheft, maar als nederwerpt in onze onmacht.

Zoo nu is 't beeld van den toestand, waarin de beangste ziel verkeert, zoolang de reddende genade van haar nog verre bleef.

Maar treedt nu die genade in, dan drijft het bange onweder van Gods toorn af, en treedt voor de flikkering van den bliksemschicht het doorstralen van Gods zonneglans door de uiteengespreide en verdunde watermassa heen. En hierdoor nu wordt dan 't helder wolkenheir 't beeld van den zielstoestand, waarin de begenadigde verkeert. Nog niet de volle glans der voleinde heerlijkheid, maar dan toch een zich spreiden en steeds verdunnen van het wolkenheir, waarin zich dan onze zonden voor ons afbeelden.

Dit nu spreekt ons di4rom zoo toe, omdat de voorstelling, alsof, van het oogenblik onzer bekeering af, alle zonde verdwenen ware, in de zielservaring van de geloovigen zoo heel anders uitkomt.

o, Gewisselijk, van Gods zijde bezien, is zelfs van de ure, van het oogenblik onzer wedergeboorte af alle schuld te niet gedaan; doch lees en herlees het nu maar in Romeinen VII, hoe zelfs bij een uitverkorene, als de apostel Paulus, de nawerking der zonde aanhield. »Ik, ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods!« Zoo klaar betuigt het dan ook onze Catechismus (vr. 114), »dat ook de allerheiligsten, zoolang ze in dit leven zijn, slechts een klein begin der volle gehoorzaamheid hebben*. Eerst in den dood sterft ook de verstgevorderde alle zonde af. En tot op dit hoog ernstig oogenblik toe, blijft het in ons morgengebed en in ons avondgebed: > 0i Vader die in de Hemelen zijt, vergeef mij mijne schulden".

Al is dan ook de donkere, zwarte donderwolk afgedreven, en al bestraalt u van Boven het licht der genade, daarom blijven er toch wolken boven u, die den vollen glans onderbreken, en de vraag is nu maar, of die wolken ook na uw bekeering blijven zóó als ze eerst uw leven beheerschten, oftewel dat ze allengs doorzichter worden, en als in nevelen zich oplossen.

Immers dit is de heerlijke toezegging, die Gods volk ontving: j> Ik delg uw overtreding uit als een nevel, en uw zonden als een wolk.

Ook voor u blijft het daarom steeds de zoo ernstige levensvraag, of ook uw zonden zich metterdaad als een nevel en als een doorschijnende wolk verminderen, dan wel of ze ook na uw bekeering en toebrenging bleven voortwoekeren als I voorheen. •

Van het laatste nu ontvangt, wie nauw op zichzelf toeziet, maar al te vaak den smartelijken indruk. De groote, ergerlijke ongerechtigheden, waarig men vroeger keer op keer verviel» zijn dan wel ter zijde gezet, maar het teederder zielsleven bleef helaas, vooral door veel verborgen zonden, schier even donker bevlekt als voorheen. Nu niet in het grove, maar helaas al te zeer in de teederder plooien van het geloofsleven.

Het is bijna .ongelooflijk, hoe bijna stelselmatig vaak een geloovige tegen de broederliefde ingaat. Dan komt altoos weer het eigen ik naar boven. Hij kan dan van de hoogheid van zijn hart maar geen afstand doen. Enkele broeders heeft men dan zeer lief, gelijk men dan ook enkele van Jezus nog geheel afgedoolden opzoekt en nauw aan zich verbindt, maar van een broederliefde, die zich tot alle geloovigen uitstrekt, en steeds op zijn hoede is, om een broeder te, kwetsen, komt zoo bijna niets uit. De geldzucht speelt in dit voortwoekeren van de oude zonde maar al te vaak de booze rol. En al gaat men ook door voor een o, zoo vroom belijder, , het blijft even donker zich in grauwe sombeyheden boven de ziel saAmpakken, en het zich alree verdunnen van de wolken boven ons, om helderder glans van Boven door te laten, moest en kon wel komen, maar het komt niet.

Soms zelfs ontziet zulk een verborgen zondaar onder de geloovigen zich niet, zijn broeder die 't ernstiger opvat van werkheiligheid te verdenken. Alleen op , 't geloof komt 't immers aan, roept hij dan telkens uit. En nu, aan aijn geloof hapert het niet. Wat zou hem dan ontbreken ?

En tegenover dit zelfbedrog van de misleide ziel, staat nu hier de eisch dat als zulke wolken blijven hangen tot aan ons sterven toe, toch die wolken, even als na een onweder, zich spreiden en zich verdunnen zullen, en steeds meer het glanzig licht der genade van Boven zullen doorlaten.

Wordt het iemand vergund van zijn jonge jaren af grondig bekeerd te zijn, en gunt zijn God 't hem tot de jaren der grijsheid te naderen, dan moet er allengs verandering zijn ingetreden. Dan moet 't blijken, dat zulk een lang gerekt geloofsleven metterdaad winste heeft aangebracht. Dan mag 't niet gebleven zijn zoo als 't in de ure der bekeering was. Dan moet 't voor wie een geestelijk oog heeft, te zien zijn, dat er steeds meer zonde is afgezworen en afgestorven, en dat de gewendheid aan het Heilige steeds meer in de ziel-is doorgedrongen.

Juist zoo als een wolk zich verdunnen en spreiden kan, zoo dat ze eerst het licht afsluit, maar allengs, en dan steeds prachtiger doorlaat, zóó moet het dan ook bij Gods kinderen zijn.

Dan komt wel eerst met het sterven de totale breuke met alle zonden, maar ook in het vóór ons sterven doorworstelde leven is er dan toch opklaring en verheldering van genade genoten, en hieraan dankte de ziel zonde-overwinning, zooals de zonneglans de v/olk doet opklaren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1917

De Heraut | 2 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1917

De Heraut | 2 Pagina's