GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

"het licht schijnt in de duisternis".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"het licht schijnt in de duisternis".

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

[KERSTFEEST 1917].

En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.

Johannes 1 : 5.

Geheel de Schepping, al wat uit die Schepping werd, en hetgeen, eei.s in de Voleinding lot eeuwige ru.st zal komen, teekent zirh al te gader af in de kentering van wat duisternis was in '/ licht en van wat licht werd in de duisternis, , tot eenmaal de spliising komt, en 't alles voor eeuwig in de duisternis wegzinkt wat van God afviel, en daartegenover in, het licht zonder einde opgloort bij wat Godes werd en eeuwiglijk Godes blijven zal. 'In 't Kerstfeest nu spiegelt thans reeds die kentering zich af. De komst van het Kindeke in Bithichem was het inschijnen van het Licht in de duisternis, en uit Bethlehem is dat eeuwige L'chl ook lot ons doorgestraald.

Reeds in de uitwendige Schepping hing 't alles aan die keniering van wat duisternis was in 't licht. De aarde l0(h was woest en ledigen duisternis was op den afgrond, en het opleven kwam eerst toen God zeide: > Daar zij licht< ,

en toen met dit spreken Gods het licht er was.

Doch 't bleef in de Schepping een gestadig op en neder gaan.

Zoo toch was ia de Schepping de natuur aangelegd, dat de dag na 't etmaal terug ging in het donker van den nacht, en dat op den morgen de avond volgde. Meer nog, er bleef in de natuur een gestadige wisseling. Nu eens heerschte het licht over de duisternis, met korten nacht en langen dag, en dan weer in 't donkerst van de winterdagen scheen 't, of 't al op nacht was aangelegd, tn alsof 't licht'c slechts ettelijke uren van de duisternis winnen lion. Zelfs in jaargetijden zette die wisselende kentering van 't licht en de duisternis zich vast. En 't werd al zoo de winterure die, tegen den keer van heel 't jaar, ons 't oogenblik bracht, dat het was of alle licht onderging en dat toch juist daarmtê de ure daagde, waarin het licht 't weer van de duisternis won, en allengs de duisternis weer onder de macht van het licht bevangen werd.

Juist in dat getij is nu historisch ons Kerstfeest opgekomen, en hiermede in verband is 't, dat Johannes ons betuigen komt, hoe de geboorte van het heilig Kindcke te Bethlehem het eerste uitschijnen was van het hooger Licht in de duisternis dezer aarde.

Dit nu was het overdragen van hetgeen zich gelden deed in de Natuur op wat de worsteling m het Geestelijke zou bcheerschen, In het Natuurlijke toch spiegelt het Geestelijke zich af. Beiden, het Natuurlijke en het Geestelijke, hooren bijeen, vormen saam het groot geheel van wat Gods majrsteit in het creatuurlijke tot stand brengt.

Het Geestelijke en het Natuurlijke zijn niet twee aparte Schepjjingen, die straks kunstmatig bij elkaar werden gevoegd. Veeleer maken beiden saam één' geheel uit. Eerstin den mensch daagde dé volheid der Schepping, naar natuur en naar geest beide, en al weid de creatie het eerst in het lichaam uii gebracht, om eerst daarna het geestelijk creatuur van de ziel te laten volgen, toch was eerst in den mensch die natuur en geest beide tintelen deed, de rijkdom der Schepping voltooid.

En juist zooals zich dit verband en deze samenhang van natuur en geest in den oorspronkelijken mensch afteekende, juist zoo spreekt beider verband ons toe in ons Kerstfeest, en in de geboorte van het Kindeke van Bethlehem.

Niet de Zone Gods is eerst ihet den jubel van Bethlehem geboren. De Zone Gods, het Woord waaraan de Schepping van alle ding hing, was eeuwig, eer nojj eenig creatuur geschapen was.

Maar wat bij Bethlehem eerst intrad, was het zich zoo vereenzelvigen met onze menschelijke creatuur, dat de Zone Gods als oiïzer één, in ons vleesch en bloed inging, en een ziel als een ziel des menschen aannam, om als Zoon des menschen onder ons menschen te verkeeren, en straks de zaligen die God uitverkoren had, in het heilige kindschap Gods te doen opbloeien.

Geestelijk was het kind des menschen verdonkerd. Het licht dat God eens in hem schiep, was door de zonde in duisternis verkeerd. En nu is dit 't zalige van Bethlehem, dat hier de Zoon des menschen verschijnt, in wien 't donkere onderging, en de duisternis zich in licht omzette, om zich aan ons aan te sluiten, het menschelijke in zich op te nemen, en uit zichzelf 't licht in onze duisternis te doen instralen.

Dit was geen tooverachtige omzetting als met één slag of stoot van al 't donker menschelijke in eigen lichtglans. Wat in Bethlehem tot ons kwam, en uit Bethlehem de wereld inging, riep een historisch proces van nu reeds twintig eeuwen, in 't leven.

De Zoon des menschen ging de wereld der menschenkinderen in, en sloot zich, èn naar het vleesch èn naar den geest, aan ons inenschelijk geslacht aan, maar zóó dat eerst van persoon tot persoon, van mensch tot mensch, het hooge en heilige uit den Christus in de ten leven geroepen creaturen zou overgaan.

Dit kan ook onmiddellijk zich voleinden, en er zijn er onder de pasgeborenen, die aanstonds na de geboorte, het zinlijk oog voor eeuwig sluiten, om, zonder ooit de wereld gekend te hebben, naai het Vaderhuis over te gaan. Doch dit valt buiten de worsteling tusschen het Rijk Gods en het Rijk van Satan, die immers de historie haar loop doet voleinden.

Bethlehem zou eerst in de Kerk van Christus zijn volle beteekenis openbaren. En het is hierdoor dat de strijd van het licht tegen de duisternis is opgetreden, niet in het enkele individu maar in het machtig wereldgeheel, om juist in dat allesomvattend geheel der Schepping de worsteling tusschen het licht en de duisternis tot beslissing te brengen, en zulks eeniglijk door wat de Christus als het van God ons toegezonden licht in deze wereld voleinden zou, om de duisternis der zonde ten onder te stuwen, de, volkomen scheiding tusschen het licht en de duisternis te voleinden, en aldus uit Bethlehem de alles beslissende, scheiding te doen opkomen, die al wat aanzijn had, in tweeen splitsend, eenerzijds het licht des Geestes zou doen schitteren in wat het Koningschap Gods vereeuwigen mocht, en anderzijds daartegenover al wat in de zonde volhardde, in de weening en in de knersing der tanden zou doen ondergaan.

Tweeërlei verloop, in het creatuurlijke staat hier ahoo tegenover elkander.

Denkt ge u dit verloop zonder Kerstmis en zonder Bethlehem, dan zou het licht, dat 't God beliefd had bij de Schepping van onze menschenwereld te ontsteken, als gevolg van den val in steeds dieper" donkerheid zijn ondergegaan.

De eerst opglorende dag zou alsdan in stikdonkeren naiht zijn ondergegaan. De morgen zou in den avond zijn verkeerd, zonder dat ten slotte ooit weer een lichtende morgen den ondergang van het licht vervangen had.

Doch dit nu juist is het heilige van Bethlehem, en het zalige van den Kerstjubel, dat er door het heilig Kindeke dat ons geschonken werd, een breuke in de verduistering door de zonde kwam, dat door die breuke een Goddelijke lichtstraal in onze gevallen wereld indrong, en dat het die lichi straal die in Christus tot ons naderde, is geweest, die in 't hart van Gods kinderen alle hooger leven deed ontluiken, en hun hier op aarde reeds den glans en de glorie van het Vaderhuis daarboven doet tegenstralen.

Eerst de voile lichtglans v\ het Paradijs. Toen in dat Paradijs door den zondeval de'verdonkering en verduistering. Daarop in die verduisteringeen ten declenaglansen van deschittering in de Gemeene gratie. En zoo eerst de toebereiding van Bethlehem, straks omstraald door den glans van het Engelenheir.

Zoo drong dan het licht, dat nimmer verduisteren zou, met Maria's Kindeke i . ons verstoord menschelijk leven in. Ei in dat verstoorde menschelijk leven glanst nu van uit den Christus het eeuwige licht ons toe, steeds uiteenwerpend wat straks voor eeuwig verloren gaat, en wat eens voor eeuwig gezaligd wordt. Al wat in

Jezus leeft en als aan hem kleeft, wandelend op den weg naar het Vaderhuis, en al wie Jezus verwerpt reeds als kind de . duisternis en den dood tegemoetgaande, die geen verwisseling in het aanzijn ooit meer kennen zal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's