GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Laat af van toorn.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Laat af van toorn.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet. immers niet om kwaad te doen, Psalm XXXVII: 8.

De indruk, die zich zoo vaak opdringt, alsof alle toorn uit den Booze zijn zou, kan niet ernstig genoeg worden weerstaao. In die voorstelling toch spreekt zich niet anders uit, dan een geiieel onware zoetsappigheid, die straks, als het eigenbelang schade lijdt, of de eigen eer geknakt wordt, aanstonds vlak in haar tegendeel omslaat. Vooral in den bangea oorlog, die deze vier jaren lapg alle natiëa gekweld heeft, sprak zich dit zoo overduidelijk uit. Telkens en van allen kant werd op vrede, op zoen en vergevingsgezindheid aangedrongen, en als dan ten slotte zou worden toegetast, bleek er niets dan bitterheid in de algemeene stemming te heerschen, en was er van een verzoening die de geesten 'saam kon binden, van verre geen sprake. Wat ook DU weer de geesten beheerscht, is een geprikkeldheid, die op niet anders dan op eigen eere eji, winste bedacht is, en van een geest der verzoening is anders dan in schijn en bij name geen sprake.

Het is en blijft van allen kant een steeds hebzuchtig aandringen op eigen winste en voordeel. JEn als 't er dan op aankomt, om dien nieuwen toestand vast te leggen, dan hoort men van allen kant eerst wel niet anders dan 't gefluister van vrede en volkerenliefde, maar zoodra men van den schijn in 't woord tot de uitvoering van zij Q denkbeelden en daden wil komen, blijkt een ieder niet anders dan op eigen voordeel bedacht te ziJD, en uit zich niets dan bitterheid en jaloerschheid, tenzij men aanstonds zijn winste bezegelen kan en zijn voordeel kan vastleggen. Zoo is het bij de volkeren in hun onderlingen wedijver, zoo is het bij de onderscheiden personen, zoodra verlies hen bedreigt, of een gehoopte winst hun dreigt te ontgaan. Van alle zijden is men in den meest letterlijken zin op niet anders bedacht, dan om van de onstuimigheid die èn het wereldleven èn het nationale leven beheerscht, ten eigen profijte gebruik en desnoods misbruik te maken. Wat thans uitbrak was letterlijk niet anders dan een wereldstrijd van het meest hebzuchtig egoïsme, om geheel den toestand van het wereldleven zóó om te zetten en, kon het, ia zijn tegendeel te verkeeren, dat men zelf er het hoogste profijt uit kon trekken. Ziet men hierbij nu af van verzet, wijkt men en geeft men toe, zoo blijft het vrede; maar gist dan uit de diepste lagen van 't hart het bedreigde egoïsme op, dan ontziet ten slotte niemand iets, dan waagt men er alles aan om eigen lust en verlangen te bevredigen, en is 't ééne golving van toorn en bitterheid, die onder de standen, onder de leveaskringen, en onder de enkele personen uitgaat.

Nu raag hierbij gelukkigerwijze in ééne uitzondering geroemd worden. Niet alsof de belijders van den Christus van dit gif onzer eeuw vrij bleven. Laat ons toch oprecht zijn, en 't eerlijk weg belijden, dat, helaas, maar al te vaak ook belijders des Heeren aan dezen toorn van de zelfzucht toegeven. Ze doen 't niet zoo openlijk, niet zoo driest weg, maar toch komt't maar al te dikwijls van achteren uit, hoe bij de bewegingen van socialen aard die op eigen voordeel doelen, niet weinigen ook uit hun kring meê uitglijden, die toch aan 's Heeren nachtmaal den vrede zochten. Ook bij velen van hen komt, als 't eigea voordeel te na bedreigd wórdt, maar al te vaak en al te spoedig een sociale toorn op, en dan leent men er zich soms o, zoo grif toe, om met de hebzucht der onheiligen meê af te dolen. Ea alü ge dan in stillen kring den toon beluistert, waarin ook onder Christenen soms over die sociale belangen gesproken wordt, dan hebt ge u keer op keer te bedroeven over denhebzuchtigen geest die ook in Christelijke kringen nog achterbleef. De manier waarop men zich d»n uitlaat over den socialen toestand, en over hen die dien toestand beheerschen, is dan vaak ook öhder Christenen zoo bitter en zoo in toorn lucht zoekend, dat van alle heiliger neiging afstand schijnt gedaan te zijn, en het voorbeeld van den wereldling den Christenen in zijn verbittering meetrekt. Van liefde en toewijding is er dan geen sprake meer, 't is dan al op eigen voordeel en eigen machtsvertoon bedacht. Breed meet dan de één gestadig de schuld van den ander uit. Het wordt een gestadig in toorn uitvaren van groep tegen groep, van stand tegen stand. En straks verheft men zich er dan op, dat men den moed had, het aldus zonder sparen voor de belangen van zijn eigen stand tegen al wie hooger stond op te nemen.

Eéne uitzondering bleef, Gode zij dank, onder Christen-patroons en Christen-werklieden hierbij nog heerschen, en die ééue uitzondering redde ons. Bleek het toch, dat niet alleen eigen belang, maar dat ook de eere Gods in het gerezen geding betrokken was, dan traden ijlings de belijders van den Christus terug, dan deden ze niet mede, dan verzetten ze zich veeleer, en namen ze het als één man saam voor de eere van God en zijn Woord op. Men zag dit keer op keer zoowel bij de enkele personen als bij de vakverbonden. Zoodra een hooger beginsel in het geding ging gelden, trok men zich terug, en gevoelde de dringende behoefte, om zich al« Chistenen te vereenigen en saam voor de eere van God en zijn Woord pal te staan. Er moest worden afgelaten van toorn waar eeniglijk ons eigenbelang in 't spel was, en daarom dan mochten we aan den opwellenden toorn geen voet geven. Doch bleek dat 't niet om 't eigenbelang, doch om de eere Gods en om de eere van zijn'Woord ging, dan leefde in 't hart van elk Christen aanstonds de heiUge toorn op tegen het Godverzakend streven en bedoelen, brak men met wien geen saamgaan langer geoorloofd of denkbaar was, en stond men als Christenen saam tegen de zinlijke hebzuchten de Godvergetenheid over. Zoo was het dan eenerzij ds een bezweren van allen toom, die uit eigen hebzucht opvlamde en eigen zelfverheffing 't hoogst stelde, maar dan ook anderzijds, en vlak daartegenover staande, een krachtig doen doorwerken vanden heiligen toorn in 't hart, zoodra 't bleek te gaan om de eere Gods, waar men anderzijds eeniglijk op eigen voordeel en eigen eere bedacht, naar God niet vroeg, en enkel aan eigen bitterheid toegaf.

Van een veroordeeleu van allen toorn kan daarom geen sprake zijn. Zich een God zonder toorn tegen het onheilige te denken, is een schuldig wegwerpen van de Majesteit des Heeren, en de H. Schrift prent 't ons dan ook telkens opnieuw in, hoe ook nu nog de Majesteit van onzen God te na komt, wie zich een God denkt, die uit louter toegeeflijkheid van het toornen tegen het demonische en zondige zou aflaten. Als kinderen onzes Gods, als dieastknechten en dienstmaagden van onzen Heere, zijn daarom ook wij steeds geroepen, den heiligen toorn van ons hart te laten uitgaan tegen al wat in ons zelf, bij anderen, of iii het woelen der wereld aan de eere van onzen God te kort doet. Wie dien toorn niet kent, dien toorn niet gedurig in zijn hart voelt opkomen, en dien toorn niet telkens ook bij anderen wakker roept, toont geen drang te gevoelen, om boven alles de eere van zijn God te handhaven.

Wat de Psalmist ons toeroept: > Laat af van toornc mag daarom nimmer op het toornen wegens schending van Gods eere, worden toegepast. Waar de eere Gods wordt aangerand, moet veeleer een heilig gevoel van toorn zelfs onmiddellijk in ons opleven, en zou het Z^'^^» ons getuigen, zoo we den gloed van dien toorn in elkanders hart poogden te blusschen. Doch toont nu het gemeene leven u, hoe gedurig en hoe als van zelf bij maar al te velen de toorn zwijgt, waar 't om de eere Gods gaat, en daarentegen zoo scherp en zoo bitter kan opwellen, waar eeniglijk eigen belang en eigen eere in 't spel is, daar kan ons niet ernstig genoeg het woord van den Psalmist worden inge|[uisterd: > Laat van den toorn die u maar al te vaak ter wille van eigen eere of ter wille van persoonlijk belaag prikkelt, toch af.c Laat van dien toorn af en verlaat de grimmigheid, zooals de Psalmist 't ons op 't harte bindt. Verscherp den toorn van uw woord tegen een ieder, die de eere van uw God te na komt, maar laat af van dien licht prikkelenden toorn, die eeniglijk opwelt uit eigen gevoeligheid en eigen eerzucht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 september 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Laat af van toorn.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 september 1919

De Heraut | 4 Pagina's