GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Engeland. De City kerken,

In de Londensche City of de oude stad zullen eerlang achttien kerkgebouwen voor afbraak verkocht worden. Deze verkoop wordt noodzakelijk genoemd om den berooiden geldelij ken toestand der Anglicaansche kerk in Londen te verbeteren. Men berekent dat hierdoor een vier ton gouds zullen bespaard worden, terwijl aan kapitaal bijna twintig millioen guldens zal verkregen worden. Van deze kerkgebouwen zijn er vier niet meer in gebruik, terwijl de overige slecht worden bezocht. Het is gebeurd dat er in alle veertien samen des Zondagsavonds slechts een 300 personen werden aangetroffen. Natuurlijk zijn er die tegen dit plan opkomen. Men moet wel erkennen dat de kerkgebouwen in de City eigenlijk overbodig zijn geworden, maar óm de schoonheid en de historische waarde dezer monumentan wil men ze behouden. «Zelfs de vele millioenen, zullen geen vergoeding zijn voor het verlies aan schoonheid, dat door de moderne kunst niet kan vergoed worden, » schreef de Daily News.

Van lieverlede hield de City of de oude stad Londen op menschen te huisvesten. Het werd alles kantoor, magazijn. Slechts enkele concierges houden er gedurig verblijf. De vroegere bewoners trokken naar de nieuwe stadswijken. Maar de kerken bleven staan en door de gewijzigde toestanden trekken zij schier geen bezoekers meer. Die gebouwen staan dus zoo goed als doelloos, als men het kunstbelang buiten rekening laat. Men berekent dat een vierde deel van de Londensche bevolking nog de kerk bezoekt — zoo was het althans kort vóór den oorlog •— en dit kerkgaand publiek wordt niet gediend met kerkgebouwen die ver verwijderd zijn van hun woonplaats. Wij denken dan ook dat de keikgebpuwen in de City wel onder den hamer zullen komen.

Ook op de jongste Wesleyaansche Conferentie te Huil bleek dat ook de Methodisten in Londen met dezelfde moeilijkheden hebben te kampen als de Anglicanen. Vroeger bloeiende kerken werden verlaten. Dikwijls kregen de kerkgebouwen hooge handelswaarde en werden daarom verkocht. Soms was dit wel gerechtvaardigd, maar ook kwam het voor dat er nog menschen overbleven die geen kerkgebouw meer hadden om in saam te komen. Voor dezulken moet iets gedaan worden en daarom is het denkbeeld geopperd dat verschillende kerken daartoe zullen saam werken.

Wat de ongunstige fiaantieele positie van de Anglicaansche kerk betreft — niettegenstaande de geldsommen die zij uit de Staatsfondsen ontvangt, is de Anglicaansche kerk arm — opperde Lord Selborne de gedachte dat elk lid van die kerk een stuiver per dag geven zou voor het werk Gods. Daaruit zou een inkomst van zestig millioen guldens voortspruiten. Nu beschikt zij slechts over een vijfde van die som, welke van Staatswege verstrekt wordt. Ook in Engeland blijkt dat het trekken van gelden uit de Staatskas, de offervaardigheid der gemeente niet opwekt maar bijna doet ophouden.

N.-Amerika. Actie tegen Prof. Janssen.

Aan het persverslag van de jongste Synode der Chr.-Geref. Kerk van N.-Amerika orftleenen wij het volgende:

«Uitlatingen van studenten en antwoorden van candidaten op classicale examens hadden in meer of min breeden kring meer of min ongerustheid doen rijzen omtrent het karakter van het onderwijs van Prof. Janssen. De professoren Ten Hoor, Heyns, Berkhof en Volbeda richtten toen verleden jaar tot het Curatorium een verzoek om een onderzoek in te stellen of er grond is voor ongerustheid ten dezen. De behandeling dezer zaak door het Curatorium gaf deze professoren geene bevrediging. Dit jaar wendden ze zich toen opnieuw tot het Curatorium met het verzoek deze zaak te willen onderzoeken. De uitslag van dit onderzoek werd gepubliceerd in een kort verslag van de handelingen van het Curatorium in De Wachter van 23 Juni. Het gedeelte van het verslag op deze zaak betrekking hebbende luidde als volgt:

Het Curatorium heeft de zaak grondig onderzocht en besloot eenpariglijk het volgende in het verslag op te nemen:1. Dat het Curatorium voldaan is met de verklaring van Dr. Janssen betreffende zijne opvatting der Inspiratie der H. Schrift. 2. Da.t het Curatorium vertrouwt dat door broederlijke samenspreking, al de bezwaren der hoogleeraren zullen wegvallen. 3. Dat Dr. Janssen zich bdjvere om alles te vermijden wat in zijn onderwijs aanleiding zou kunnen geven tot misvatting en zich zoo duidelijk uitspreke dat misvatting onmogelijk is.

Doch ook door deze uitspraak van het Curatorium gevoelden de vier professoren zich nog niet gerustgesteld. Dit moge eenigszins vreemd schijnen, en eischt daarom eenige nadere toelichting. Alles komt hier aan op een juist verstaan van de beteekenis van dit besluit der Curatoren. Men ziet direct dat hoofdzaak in dit besluit der Curatoren is wat gezegd wordt in het eerste punt betreffende Prof. Janssen's verklaring aangaande zijne opvatting van de inspi­

ratie der H. Schrift. Tegen Dr. Janssen's definitie der inspiratie hadden de professoren evenmin bezwaar als de Curatoren. Maar voor hen was het nog een vraag gebleven of het onderwijs van Drfjanssen, meer bepaald of zijn verklaringen van sommige gedeelten van het Oude Testament, en zijn opvatting omtrent den oorsprong der Pentateuch en van het karakter van het Hooglied, wel té rijmen waren met zijn definitie der inspiratie. Over deze vraag is toen gehandeld. Eerst hebben toen de vier professoren gelegenheid gekregen hunne bezwaren nader, uiteen te zetten en te adstrueeren. Daarop gaf Prof. Janssen een nadere verklaring van zijn gevoelen over de gewraakte punten. Toen heeft de Synode de kwestie in bespreking genomen. Uitslag van alles was ten slotte dat de Synode conclusie a in het rapport van de Commissie van praeadvies inhoudende «dat de vier professoren eerst met Dr. Janssen hadden moeten spreken" verwierp; doch de volgende conclusies over nam:

b. Dat Dr, Janssen zeer beslist zich stelt op het standpunt van de woordelijke inspiratie der Heilige Schrift, en haar absoluut gezag voor geloof en leven.

Op de vraag van den President der Synode aan Dr. Janssen gericht of hij het standpunt genoemd in punt b aanvaardt, antwoordde deze: «Van ganschet harte".

c. Dat het der Synode niet gebleken is dat Dr. Janssen iets leert dat onvereenigbaar is met de woordelijke inspiratie der Heilige Schrift, en haar absoluut gezag voor geloof en leven.

d. Dat het der Synode echter voorkomt dat Dr, Janssen in de verklaring der H. Schrift somtijds te zeer nadruk op den menschelijken faktor en op de natuurlijke middelen gelegd heeft, zoodat daardoor voor het besef van sommige studenten de bijzondere Goddelijke faktor niet tot zijn recht kwam. ^

Op de vraag van den President, in naam der Synode, aan Prof. Janssen gericht, of hij wilde beloven voortaan zich te beijveren te vermijden wat aanleiding zou kunnen geven tot misverstand, en zich zoo duidelijk uit te spreken in zijn onderwijs dat misvatting zooveel mogelijk zou zijn buiten gesloten, antwoordde hij bevestigend". Laat ons hopen dat hiermede deze zaak voor goed van de baan is. Wij brengen bij deze gaarne hulde aan het kloek en volhardend optreden van de Professoren Ten Hoor, Heyns, Berkhof en. Volbeda.

Palestina. Hooge verwachtingen.

De benoeming van den Jood Sir Herbert Samuel tot High-Commissioner van bet Joodsche land heeft in sommige Engelsche kringen hooge verwachtingen gebekt. Er werd zelfs al geschreven van «een hersteld Israël in miniatuur". Waarop deze verwachting gegrond is ? De Engelsche regeering benoemt een Jood tot Gouverneur. En er zijn onderscheidene Joodsche koloniën, die zich beijveren om de hulpbronnen van het land tot ontwikkeling te brengen. Ea voorts, toen de nieuwe Gouverneur met zijn staf onlangs te Jerusalem de Synagoge bezocht, had de stad een feestelijk aanzien. Bij die gelegenheid werd Deut. 3 : 33 tot 7:11 gelezen, waarin de laatste vermaningen van Mozes vervat zijn. Uir de Prophetische boeken was aan de orde Jesaia 40:1—26, waarom die Sabbath als «Nach'mi" of «Troost" wordt aangeduid. Het deel van de Pirké Aboth (zedeleer der vaderen) was de derde, waarin enkele van de voornaamste uitspraken van Rabbi Akiba gegeven worden. Het werd opgemerkt, dat op geen Sabbath van het geheele jaar de gedeelten van de Wet en de Propheten zoo saamstemmen om den Israëlitischen geest hooge en diepe gedachten te geven, als, op dezen. Ook viel het op dat de woorden «Troost, troost mijn volk, zal ulieder God zeggen« door den High Commissioner voorgelezen, met een wonderlijke eigenaardigheid en kracht na de gebeurtenissen van de laatste jaren werden uitgesproken. Dit is alles zeer sympathiek. Doch als men leest wat Mr, .Israels de Haan in het Handelsblad over den toestand in Palestina ten beste geeft, moet rnen tot de conclusie komen, dat Sir Herbert Samuel vraagstukken heeft op te lossen, die schier onoplosbaar zijn, al heeft de High Commissioner op treffende wijze het schoone troost-hoofdstuk uit Jesaia voorgelezen. De voornaamste hindernis om Palestina tot een werkelijke Joödsch land te maken, zijn de Arabieren die het bewonen en bezitten. Zij zullen voor de Joden uit het ook voor hen heilige land, niet vrijwillig wijken. De Engelschen willen den Joden het land wel geven, maar zij kunnen om der wille van de vele millioenen Mahomedaansche onderdanen de Arabieren niet met geweld verdrijven. Zij hebben in den oprlog de Arabieren tegen de Turken geholpen. En als het plan verwezenlijkt wordt om een groot Arabisch-Mahomedaansch rijk te stichten onder een Arabier tot koning, wordt een Joodsche nationale staat bijna onmogelijk.' Toen de Entente-machten Palestina in hui? " macht gekregen hadden, meenden de Zionisten, dat aanstonds honderdduizenden Joden naar Palestina zouden gaan. Maar voor deze het land kunnen bezetten, moeten zij het bezitten. Maar noch de daar geborene Arabieren, noch de christelijke gemeenschappen die in Palestina bezittingen hebben, zullen hunne rechten op den bodem prijsgeven. En wanneer al de grond in Joodsche handen kwam, zou dan het land een talrijke bevolking kunnen voeden? En waar moeten de f 300.000.000 vandaan komen die

noodig zijn om den voorarbeid te verrichten ten einde het land geschikt te maken voor bewoning door nieuwe groote JoodscheKoloniëa? naar Palestina slechts ellende brengen kan.

Deze toestand wordt door de Zionistischeleiders ingezien, en _ omdat zij begrijpen dat Palestina groote massa's Joden niet zou kunnen ontvangen, brengt men de uit Oost-Europa verhuizende Joden naar Ainerika en naar Middelen Oost-Russische gebieden. Hartstochtelijke Zionisten is dit niet naar den zin, maar de bedachtzame leiders verstaan, dat overijlde Joodsche emigratie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 augustus 1920

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 augustus 1920

De Heraut | 2 Pagina's