Het mystiek-religieuze element in de Grieksche philologie - pagina 11
Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van Hoogleeraar in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
12
E n echter, gering was dit niet. In den met tal van wijgeschenken gevulden
pronaos van D e l p h i ' s tempel stond met gulden
letters gebeiteld het: rvuSi
(TXVTÓV,
ken U zeiven. ) O f de dui20
zenden en duizenden, die van heinde en ver optogen o m het beroemde grepen
orakel te vragen,
hebben?
den diepen zin dier woorden be-
Ik betwijfel het, M . H . E n toch zijn het juist
die woorden, die het scherpst de tegenstelling aangeven tegenover die
de zooeven U door mij geschilderde richting. strooming
die
bijna
het
Tegenover
geheele uitwendige
leven
der
G r i e k e n vervulde, die steeds op het uiterlijke den blik vestigen deed, en deed zoeken den glans van het oogenblik,
tegenover
die neiging o m daarhenen te leven als de planten en bloemen, die van zichzelf niet weten en zichzelf niet kennen, spreken
zij
het juist uit, dat den menschen van noode is, zichzelf te kennen, na te speuren de diepere roerselen hunner ziel, na te gaan de gangen huns levens, hun w o r d i n g , hun einde. En
het is deze tegenstelling
die de geheele Grieksche ont-
w i k k e l i n g omvat en beheerscht. A a n de eene zijde het uiterlijk met zijn glans, maar ook met zijn schijn; en daartegenover zich terugtrekken
een
in de diepten der menschenziel, en vandaar
uit naspeuren de gangen des levens. Inderdaad, er is nauwelijks grooter
contrast
denkbaar:
daar
een vroolijk uitgaan tot den
zonnigen glans van de uiterlijke bekoringen van het G r i e k s c h e wezen
en werken, hier een
raadselen
ernstig indringen in de mystieke
van den kosmos en van des menschen zijn. Ja, een
zich afzonderen van de massa, een in die afzondering zich bezighouden met des
levens verborgenheden,
den geest der denkers oppervlakte
van
het
dat is het, wat dreet
en dichters, die dieper gingen dan de
gewone
ê$t&<r»(uiv ëfieauTÓv, ik heb
leven.
W a t HERACLITUS z e i d e :
mij zeiven doorzocht, 21) het klinkt
als een antwoord dier edelen op den eisch van A p o l l o ' s t e m p e l : Tw$i trxvTÓv, ken u z e i v e n ! Z o o is het dan ook vooral de philosophie, de vóór-Aristotelische, die bijna geheel door deze richting beheerscht wordt. M e n zou haar — zoo w o r d t gezegd — in kunnen deelen in drie perioden: de kosmologische, de anthropologische en de systematische; - ) en al w o r d t deze indeeling 2
lang niet door allen aanvaard, toch zijn de meesten het er over eens, dat hare eerste periode zuiver physisch was 3). Daartegen2
over wijst JOEL er in zijne interessante verhandeling ) op, hoe 24
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1904
Inaugurele redes | 69 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1904
Inaugurele redes | 69 Pagina's