Jaarboek 1927 - pagina 101

107 op het voetspoor der Openbare Universiteiten, op zoodanige wijze moet worden uitgebreid, dat op den duur alle vijf de faculteiten, zij het ook in bescheidener vorm, aanwezig moeten zijn. Aangezien op dit oogenblik van de beide ontbrekende faculteiten feitelijk niets aanwezig is, dient de uitbouw te geschieden op een zoodanigen grondslag, dat van meet af zoowel de vierde als de vijfde faculteit in het oog worden gevat en naar een vast plan wordt voortgewerkt. Uit dit beginsel volgt, dat men niet volstaan kan met een voorstel, om voor 5 December 1930 eenvoudig drie hoogleeraren te benoemen, maar dat een zoodanige keuze moet worden gedaan, dat een basis gelegd wordt voor de verdere planmatige ontwikkeling der Universiteit. Intusschen zal hierbij naar groote • beperking moeten worden gestreefd, althans voor de periode van u tot aan het jaar 1955, het jaar, waarin ook de vijfde faculteit aan den minimum eisch der wet zal moeten beantwoorden. Over wat gebeuren kan na het jaar 1955 behoeft men zich thans nog geen zorgen te scheppen, dan alleen in zooverre, dat wat tot 1955 geschieden moet, weer de gelegenheid moet schenken om er regelmatig op voort te bouwen. Reeds dadelijk moet dan worden vooropgesteld, dat het uitgesloten moet worden geacht, om in de eerste 25 a 30 jaren te komen tot een volledig ingerichte wis- en natuurkundige en medische faculteit. Om dat oordeel te motiveeren, is het voldoende • om te verwijzen naar de uitgaven, die aan de Openbare Universiteiten ten behoeve van die beide faculteiten worden gedaan. Maar, geheel afgezien van de geldelijke onmogelijkheid, bestaat ook nog het bezwaar, dat het in onzen kring ontbreken zou aan de noodige mannen, om de verschillende leerstoelen te bezetten. Het overzicht van het personeel in de faculteiten der geneeskunde en der wis- en natuurkunde aan de Openbare Univer-siteiten zal dit duidelijk maken. En ook al neemt men nu aan, mede op grond van de ervaring sinds het bestaan der V. ü., dat men met minder professoren en belangrijk minder geld zou kunnen volstaan, dan toch blijft de volledigheid van de beide faculteiten een utopie. Moet men zich dus van meet af de gedachte uit het hoofd zetten, dat het mogelijk zou zijn om in de eerstvolgende 30 jaren te geraken tot een bij benadering complete bezetting der beide ontbrekende faculteiten, aan den anderen kant moet «venwei in het oog worden gevat, dat die bezetting ook weer zoodanig moet zijn, dat de faculteiten een examineerende ihevoegdheid verkrijgen, m. a. w., dat het mogelijk is, dat de studenten aan onze Universiteit een graad verwe^^en, die hen in -staat stelt om zich een maatschappelijke positie te veroveren. Een Gereformeerde beoefening der wetenschap moge op zichzelf van groote beteekenis zijn, wanneer zij niet tegelijk het practisch doel der

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen