Jaarboek 1928 - pagina 121

128 „Niemand kan als directeur of curator optreden, don na onderteekening der verklaring, dat hij voor zich zelven persoonlijk het in art. 2 aangegeven standpunt aanvaardt, en bij al zijn handelingen als directeur of curator, en met name bij de benoeming van hoogleeraren, in de eerste plaats de handhaving van het daar uitgesproken beginsel beoogen zal." Verder bepalen art. 6 van de Instructie voor het Bestuur en art. 12 van het Huishoudelijk Reglement voor de Algemeene Vergaderingen nog nader, dat Directeuren en Curatoren lid moeten zijn van een kerk, behoorende tot het kerkverband van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Tenslotte bepaalt art. 11 van dat Huishoudelijk Reglement hetzelfde voor de door de algemeene vergadering te benoemen enquête-commissie. Deze bepalingen zijn aldus geredigeerd bij het afsluiten van de overeenkomst, regelende het verband tusschen de Gereformeerde Kerken in Nederland en de theologische faculteit der Vrije Universiteit te Amsterdam. W a t de wijze van handhaving der beginselen betreft, bevatten de Statuten en Reglementen der Vereeniging v. H. O . op G. G. en der Universiteit het navolgende : In de eerste plaats draagt artikel 7 der Statuten de zorg voor het onderwijs, dat vanwege de Vereeniging gegeven wordt, op aan vijf door Dijrecteuren te benoemen Curatoren. Tot hun taak behoort uit den gard der zaak mede om na te gaan of het onderwijs aan de Vrije Universiteit gegeven wordt overeenkomstig Art. 2 der Statuten. Artikel 7 van het Reglement voor de Vrije Universiteit bepaalt o.a. : Niemand kan als hoogleeraar of docent optreden, dan na onderteekening der verklaring, dat hij, voor zooveel zijn onderwijs daarbij betrokken is, het in art. 2 van de Statuten der Vereeniging aangegeven standpunt aanvaardt. Geen hoogleeraar of ander docent kan door Directeuren geschorst of tegen zijn wensch ontslagen worden, dan met goedkeuring van Curatoren, of, bij verschil van gevoelen tusschen die twee Colleges, van de gecombineerde vergadering van Directeuren en Curatoren, en nadat vooraf, zoowel de hoogleeraar of docent zelf als ook de faculteit, waartoe hij behoort, en de Senaat hierover zijn gehoord. Voorts bepaalt ar'c. 11 van het Huishoudelijk Reglement, dat in elke jaarvergadering bij de behandeling van het jaarverslag tot handhaving van het in art. 2 van de Statuten der Vereeniging uitgesproken beginsel besloten kan worden tot het benoe-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen