Jaarboek 1928 - pagina 80

87

is dit jaar ook geen theologische promotie geweest, evemmin als het vorige. Dit is zeer te betreuren. Als ik dit 2tög, denk ik heusch niet uitsluitend aan het resultaat van den arbeid, al erken ik gaarne, dat menig proefschrift op een bepaald punt de wetenschap vooruit heeft gebracht, maar vooral niet minder aan den bewerker, die, ook al ontbreekt hem in zijn verder leven de tijd of de gelegenheid wetenschappelijken arbeid te verrichten, het dan toch als een groot voordeel ervaren zal, dat bijl geruimen tijd aan één onderwerp, zij' het ook van beperkten omvang, ernstige aandacht heeft besteed, dat hiji althans ééns in zijn leven in de mijn is afgedaald en in de diepte gegraven heeft. Vragen we naar de oorzaken van het minder-worden van het aantal promoties, dan zou zeer wel kunnen blijken, dat er toevallige factoren in het spel zijn. Toch vrees ik, dat het ook wel verband houdt met het niet alleen biji ons zich openbarend verschijnsel, dat de studenten de neiging hebben het meer te zoeken in de breedte dan in de diepte, belangstelling hebben voor alles en nog wat, conferenties bezoeken in binnen- en buitenland en wat dies meer ziji — wat zeer zeker zijn goede zijden beeft — maar daarbij' niet aan het gevaar ontkomen, dat de eigen gezette studie er biji in het gedrang geraakt. Ik ben er echter verre vandaan alleen in deze richting de verklaring te zoeken. Economische oorzaken tellen stellig ook mee. De studie is toch al zoo kostbaar; vandaar dat niet ieder het zich veroorloven kan er nog eens een jaar bij' aan te knoopen, terwijl wie een"maal in bet maatschappelijk leven staat, vaak te hard voor zich en zijn 'gezin werken moet dan dat er voor het schrijven van een dissertatie nog tijd overschieten zou. Het is zeer te hopen, dat eenerzijds de begeerte naar de sumimi honores toeneme, anderzijds de finantieele bezwaren, waardoor wellicht menigmenigeen niet tot promoveeren komt, verminderd worden. Misschien kan 'bet op den duur zoover komen, dat het Studiefonds der Vrije Universiteit dan de helpende hand reikt. Dit Studiefonds is opgerioht den 20sten October 1926. Wellicht bevindt er zich menigeen onder mijn geëerd auditorium, wien deze mededeeling verbijsterend in de ooren klinkt: er was immers al zoo'n fonds. Inderdaad bestond er sinds 7 Juli 1915 het zoogenaamde Studentenstudiefonds, maar dit heeft steeds een kwijnend bestaan geleid. Dat lag hieraan, dat het over de gelden, die het bijeenbracht voor den steun van onvermogende studenten, zelf niets te zeggen had; op de besteding hiervan 'had het geen den minsten invloed, deze werden eenvoudig ter beschikking gesteld van H.H. Directeuren. Het nieuwe fonds beslist en beschikt zelfstandig over de verkregen 'gelden, en beoogt volstrekt niet alleen finantieelen steun te bieden aan studenten, die dezen noodig hebben. De doelstelling is veel ruimer: de bevordering van den bloei der Gereformeerde wetenschap in het algemeen en van de Vrije Universiteit in het bijizonder. De verwezenlijking van dit doel tracht men o.m. te «

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen