Jaarboek der Vrije Universiteit te Amsterdam 1948 - pagina 111
107
en zelfs een Directeur, tot voorzitter had. Tot zover is alles prachtig. Al dacht ik in mijn onnozelheid, dat sport ook tot de cultuur behoort (die onnozelheid komt natuurlijk voor rekening van de Grieken !), dat is tenslotte een quaestie van een woord : lichaamscultuur en geestescultuur zijn beide nodig en de Commissie doet prachtig werk. Maar zie, nu gaat deze Commissie, ,,in overleg met Directeuren, een schema opstellen voor een Civitas". Hoewel ook dit denkbeeld zijn bekoring heeft, zie ik er toch, zoals het uitgewerkt is, een groot gevaar in, het gevaar voor vermenging en kruising van bevoegdheden die gescheiden moeten blijven. Ik wil daarop niet diep ingaan, want ik zou niet gaarne misbruik maken van de plaats waarop ik sta maar ik mag er toch wel op wijzen, dat dit gevaar in den eerste-jaars-gids duidelijk aan den dag treedt, als er gezegd wordt, dat Directeuren tevens Directeuren der Universiteit zijn (tenzij de bestuurshoogheid bedoeld wordt), en ten aanzien van de Curatoren alleen van toezicht wordt gesproken, terwijl volgens de Statuten hun ten principale de zorg voor het onderwijs is opgedragen. Ik wil echter gaarne aannemen dat dit alles ten slotte weinig te betekenen heeft of op misverstand berust. Maar dan blijft toch de zeker niet ongeoorloofde vraag: wat is hier de positie van den Senaat ? Ik dacht, dat in een Civitas Academica toch in elk geval de gezamenlijke hoogleraren (d.i. de Senaat), thuis hoorden, en als zodanig een stem in het kapittel moesten hebben ; en dat het daarmede niet strookt, wanneer de Senaat eenvoudig van den Secretaris der Commissie een schrijven ontvangt, waarin mededeling wordt gedaan van „plannen om de Civitas Academica een meer uitgesproken vorm te geven en hiertoe een Civitasraad in te stellen". De Senaat had vóór de zomervacantie geen gelegenheid meer, dit schrijven, dat hem niet geheel duidelijk was, te behandelen, en besloot de zaak aan te houden ; wat men nu doet, wekt echter den indruk, dat men hem voor een fait accompli wil stellen. Edoch, de zaak is nog niet in kannen en kruiken ; en het zou mij zeer verheugen, wanneer bij nader overleg de bezwaren die ik heb — en ik niet alleen — zouden vervallen. In elk geval spreekt ook uit dit plan een élan en ondernemings-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1948
Jaarboeken | 176 Pagina's