Jaarboek der Vrije Universiteit te Amsterdam 1948 - pagina 116

112 aanwezig zijn en men zich daarbij — terecht — niet stelt op het standpunt, dat elk onderdeel daarvan door een afzonderlijken hoogleraar dient te worden onderwezen. Zo gaf, wat mijn eigen studievakken betreft, de Faculteit van Letteren en Wijsbegeerte aan Curatoren op hun verzoek om haar desiderata voor de naaste toekomst mede te delen, als haar mening te kennen, dat een leerstoel voor Archaeologie nodig is, en ook de stichting van een afzonderlijke katheder voor Oude Geschiedenis op den duur wenselijk zijn zou. Ongetwijfeld kan een dergelijke bezinning op wat men zou willen, haar nut hebben. Om echter mogelijke teleurstelling te voorkomen, zal men goed doen, daarbij niet uit het oog te verliezen, dat voor verwezenlijking van een op zichzelf nog zo gerechtvaardigden wens zeker drie factoren samen dienen te komen : dat een wetenschappelijk persoon beschikbaar is; dat deze persoon de beginselen der Universiteit deelt; en dat voor een benoeming de geldmiddelen beschikbaar zijn ; zodat, wanneer aan één dezer voorwaarden niet wordt voldaan, de wens noodzakelijk wens zal moeten blijven. Dat het inderdaad zo staat, heeft de gang van zaken met het plan voor een Economische faculteit wel zeer duidelijk in het licht gesteld. Trouwens, verklaarde niet nog onlangs de Directeur de Heer Schouten op de Jaarvergadering, dat een voorstel van de litterarische Faculteit tot benoeming van een tweeden hoogleraar voor de Wijsbegeerte, dat door den Senaat gunstig was beoordeeld en door Curatoren aanvaard, tenslotte op grond van financiële overwegingen voorshands moest worden terzijde gesteld ? Afzonderlijk moet ik nog melding maken van het door de Faculteiten der Wis- en Natuurkunde en der Geneeskunde bij Curatoren ingediende uitbreidingsplan voor deze beide faculteiten, ook omdat het aanleiding gaf tot een principiële uitspraak van den Senaat terzake, die ik hier moge laten volgen. Bij schrijven van 16 Juni 1947 door Curatoren uitgenodigd zijn gevoelen kenbaar te maken over dit belangrijke project, besloot de Senaat n.l. in zijn vergadering van 18 Juli 1947, aan het College te antwoorden: dat naar zijn aanvankelijken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen