Jaarboek 1961-1962 - pagina 111

overdrachtsrede

Studenten Beweging, die een beperkter karakter vertoont, op haar wijze geschiedt. De hogeschool is met de bloei van dergelijke organisaties gebaat. Aan staatkundig meeleven ontbreekt het noch in andere universiteitssteden, noch in Amsterdam, wat te groter voldoening geeft nu de christelijke politieke partijen in Nederland moeite hebben de vorm te vinden welke past bij de eisen van deze tijd voor een de natie toesprekend evangelische staatkunde. Aan de Vrije Universiteit brachten wij het vraagstuk van een afzonderlijke studie voor de vrouw niet tot oplossing. Als men de academische opleiding voortdurend meer naar het leven snijdt —• en zelfs zozeer dat gewaarschuwd moet worden — zou het toch niet vreemd zijn om tenminste tot groter klaarheid te komen over het verschil in geaardheid van man en vrouw met betrekking tot de studie, voor hun wellicht verschillende mogelijkheden.1) Wij kunnen als docenten niet verklaren, dat wij de leerlingen geheel bevredigend bij het universitair bestek inschakelden. Zij hebben terecht over benoemingen niets te zeggen — dit is aan andere universiteiten hier en daar anders geregeld —2) maar zij zouden in een echte civitas een groter positie kunnen innemen; aan besturen van faculteitsverenigingen ware meer betekenis, zo bij het opzetten van het studieplan, toe te kennen. Hoe is het gelegen met het kweken van een straks voor doceren en onderzoek geschikt nageslacht? De vestiging van een rangorde, de „verambtenaarlijking" dreigt 3) en zij wordt door bestaande plannen in de hand gewerkt, al verdient het toejuiching, dat de positie van de wetenschappelijke staf wat meer aandacht verkrijgt.*) Wij moeten niet de ^) Zo reeds Arthur Smithels: From a Modern University. Oxford 1921, 70; vergelijk voorts Rapport van de Staatscommissie tot reorganisatie van het Hoger Onderwijs 1949, 443, 450-451. ^) Het wordt afgekeurd door Karl Jaspers: Die Idee der Universitat 144. ^) Dat een geleidelijk opklimmen van docentenrangen in Nederland niet bestaat, zegt C. J. A. de Ranitz: De rechtspositie van de universiteit en van haar elementen. Alphen aan de Rijn 1938, 78. Ludwig Bernhard acht een „Stufenleiter" pijnlijk. Akademische Selbstverwaltung 84; ^) Ludwig Raiser: Die Universitat im Staat 27 wijst op de onbevredigend geregelde positie der wetenschappelijke medewerkers.

^03

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen