Jaarboek 1965 - pagina 192

de V.U. is ingeschreven, een percentage dat rond 1930 4 bedroeg. Men kan zich afvragen of wat men gewoonlijk aanduidt als „de reserve aan intellect" voldoende is om in de toekomst ï(oveel grotere aantallen studenten op te leiden, zonder dat een benedenwaartse aanpassing van het wetenschappelijk peil van de opleiding zou moeten plaats vinden. Er zijn, meen ik, ten minste twee argumenten aan te voeren op grond waarvan men kan aannemen dat dit voorlopig geen knelpunt zal worden. In de eerste plaats kan worden gewezen op de grotere deelneming aan het wetenschappelijk onderwijs in b.v. Frankrijk en Zweden, een feit dat ik reeds in ander verband als voorbeeld heb vermeld. Men behoeft slechts aan te nemen dat de Nederlanders niet dommer zijn dan de Fransen en de Zweden om te kunnen concluderen dat ook in Nederland een grotere toeloop naar het hoger onderwijs mogelijk is met handhaving van het wetenschappelijk niveau. In de tweede plaats kan men wijzen op de samenstelling van de studenten naar het sociaal milieu waaruit zij afkomstig zijn. Ruim 90 % is afkomstig uit de hogere en middelbare sociale groepen, het percentage uit de groep welke statistisch wordt aangeduid als ,,lager milieu" is van 7 in 1954 gestegen tot 9 in 1961, een betrekkelijk geringe stijging dus. Daarbij bedenke men dat in de bevolking als geheel het ,,lager milieu" veel sterker is vertegenwoordigd dan de overige milieus. Het aantal der door de universiteit aan de maatschappij afgeleverde academici stijgt overigens voorlopig minder snel dan het aantal afgestudeerden. Dit komt omdat door de snelle uitbreiding van de academische staven een niet onbelangrijk deel van de afgestudeerden door de universiteiten zelf wordt te werk gesteld; een terugkoppelingseffect. Met name treedt dit effect momenteel op voor de ingenieurs. Het duurt ongeveer 10 jaar voor een nieuwe T.H. een netto-rendement oplevert in die zin dat pas dan het totaal aantal afgestudeerden gelijk is aan het aantal leden van de wetenschappelijke staf. Nu is de T.H.-Twente geopend binnen 10 jaar na de oprichting van de T.H.-Eindhoven, en het ziet er momenteel naar uit dat de vierde T.H. weer binnen lo jaar na de derde zal starten. Op deze wijze ontstaat een vrij aanzienlijke vertraging in de groei van het aantal afgestudeerden dat effectief 190

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen