Jaarboek 1983-1984 - pagina 42

In de universitaire en landelijke discussies wordt in dit verband veelal het begrip 'numeriek rendement' gehanteerd, opgevat als het percentage studenten dat een tussentijds (propedeuse) of een afsluitend (doctoraal) examen behaalt. In deze zin zijn ook de bovengenoemde propedeuse-resultaten in de discussie binnen het College van Dekanen geoperationaliseerd. Na bovenstaande discussie moge evenwel het volgende duidelijk zijn: — Het gaat bij deze 'numerieke rendementen' in feite niet om rendementscijfers, aangezien slechts de baten-kant in ogenschouw wordt genomen. Ik zou er persoonlijk de voorkeur aan geven te spreken van 'slaagpercentages', een term die zuiverder aangeeft waarom het gaat. — Ook van de baten-kant wordt evenwel slechts een beperkt deel in de overwegingen betrokken, nl. de leerwinst. Alle andere elementen worden genegeerd. — Bovendien telt men dan nog alléén die leerwinst welke zich heeft gemanifesteerd in het behalen van het diploma. De overige leerwinst wordt gemakshalve en ten onrechte op nul gesteld. Kortom, ik denk dat het goed is dat we ons bewust zijn van de onvolledigheid en de beperktheid van het criterium 'slaagpercentages' ('numerieke rendementen') als indicatie van het onderwijsrendement. Keren we terug naar de slaagpercentages van het propedeutisch examen. Wat zijn deze percentages waard en kunnen ze door de Minister of door de Colleges van Bestuur worden gebruikt als beleidsinstrument? Moeten de slaagpercentages hoog zijn? Welke hoogte is optimaal? Voor we dit soort vragen pogen te beantwoorden eerst nog een min of meer technische kwestie. Slaagpercentage is aantal geslaagden gedeeld door aantal deelnemende studenten maal honderd. Nu blijkt het nog niet zo eenvouddig het deeltal en de deler in deze breuk eenduidig te definiëren. Ten aanzien van het deeltal: soms is 'slagen' metterdaad een examen succesvol hebben afgelegd, soms is het aan alle tentamen- en practica- verplichtingen hebben voldaan, in bepaalde gevallen is het opgehangen aan het moment van de besluitvorming van de examencommissie, in andere gevallen aan dat van het daadwerkelijk afhalen van de examenbul. Tussen faculteiten en universiteiten bestaan grote verschillen in procedures en tradities. Dit kan tot nogal opvallende verschillen in de definitie van 'geslaagd' aanleiding geven. In nog veel sterkere mate doet zich dit soort problemen voor ten aanzien van de deler 'ingeschreven studenten'. Op welke peildatum wordt geteld? Wat doet men met herhalers, toestromers, dubbel ingeschrevenen, omzwaaiers van een andere universiteit? Hoe worden extraneï, toehoorders oude of nieuwe stijl en deeltijdsstudenten verrekend? Voor een deel zijn deze problemen oplosbaar door eenvoudigweg een keuze te maken. Waar ik in elk geval voor pleit is uniformiteit in deze keuzes. Indien deze uniformiteit tussen faculteiten en universiteiten ontbreekt, valt er beleidsmatig met dit soort gegevens a fortiori weinig aan te vangen. 40

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen