Jaarboek 1985-1986 - pagina 21

1. Over onze bestuursagenda voor de komende jaren verkeren we bij het begin van het academisch jaar 1986-1987 in onzekerheid. Kunnen we eindelijk alle noodzakelijke aandacht geven aan verbetering van kwaliteit, aan verdere opbouw van goed onderzoek met inbegrip van de opleiding van jonge onderzoekers, vooral aan zorgvuldige organisatie van hoger onderwijs voor velen, bovendien aan versterking van maatschappelijke dienstverlening in contractonderzoek en cursussen voor nietstudenten? In de hoop dat we daaraan hoofdzakelijk kunnen werken, wil ik vanmiddag daarvoor uw aandacht vragen. De onzekerheid over de agenda wordt veroorzaakt door de vraag of ons ingevolge het regeerakkoord een nieuwe zware bezuinigingsronde te wachten staat en daarmee de bestuurslijn van de laatste jaren moet worden voortgezet. Dat zou betekenen: - nog meer studierichtingen en vakgroepen opheffen; - nog meer werk van mensen beëindigen ver voor de gebruikelijke leeftijd; - nog meer onderzoekprogramma's afstoten. Maar het overgrote deel van de onderzoekprogramma's die over zijn na de bezuiniging 1983-1987, valt onder de voorwaardelijke financiering en is van goede kwaliteit bevonden. In een recente beoordeling door de OESO van het Nederlandse wetenschapsbeleid werd de regering aangespoord tot meer onderzoek, vooral aan de universiteiten. De regering reageerde positief op die aansporing. Kan er dan op onderwijs bezuinigd worden? Voor de studenten die er de komende jaren zullen zijn, krijgen we al niet genoeg geld zoals het nu is. Alle opleidingen tot het doctoraal examen zijn gereduceerd tot vier jaar. Er zijn zo weinig tweede fase-opleidingen dat het begrip tweefasenstructuur verouderd is binnen vijfjaar na de invoering. De 'klassedelers' of staf-studentenratio's waarmee de universiteiten gefinancierd worden, zijn ontstaan in de jaren 1976-1982 toen het aantal studenten sterk toenam en de middelen gelijk bleven. Het is zeer de vraag of we met die financieringsnormen tot het onderwijs van de kwaliteit kunnen komen dat voor de toekomst gevraagd wordt, althans als hoger onderwijs voor velen. Voor de niet-personele lasten financiert de regering al sinds jaar en dag maar 80% van de gestelde norm. De kwaliteit van de infrastructuur, in gebouwen en apparatuur, baart dan ook zorgen. Ook in dit opzicht gaf de OESO-beoordeling een waarschuwing, gevolgd door een positieve verbale reactie van de regering. Het investeringsbudget is jaren geleden al tot een minimum teruggebracht. Hoogte en aantal van de topsalarissen voor wetenschappelijk personeel zijn in de afgelopen jaren aanzienlijk gereduceerd, zodat in sommige disciplines grote wervingsproblemen bestaan. De nieuwe assistent-onderzoekers in opleiding worden zo matig betaald dat ze voor sommige disciplines mogelijk niet zullen opdagen. Bij ongewijzigd regeringsbeleid inzake taken voor het wetenschappelijk onderwijs zijn we door onze bezuinigingsmogelijkheden heen. Eventuele verdere bezuiniging is nu eerst een zaak van politiek management. Als in de politiek, terecht, allerwegen wordt ingezien hoe groot het belang van kennis, door opleiding en door onder19

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen