Jaarboek 1988-1989 - pagina 24

over AMOS noch over studierendementen en dergelijke zult horen. Daarover is in de afgelopen jaren voldoende gezegd en mag ik wijzen op de consensus, die bestaat over het nut van deze analysemethode voor de bestuurlijke dialoog tussen universitair en facultair bestuur. Ik wil nog even verder borduren op de gevolgen van een integrale visitatiecommissie voor het reilen en zeilen van een faculteit. Daarbij is voor mij impliciet dat voor alle taken geldt: doe wat je doet goed, of om het met de titel van dit verslag te zeggen: age quod agis. Wanneer we uitgaan van de situatie dat een faculteit één keer per vijf jaar een integrale visitatiecommissie op bezoek krijgt, dan betekent dat dat de faculteit zich via een vijfjaarlijkse zelfstudie indringend voorbereidt op die visitatie. Een zelfstudie die een goed beeld zal moeten geven van de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten en de kwaliteit daarvan en die tevens een oordeel zal bevatten over de kwaliteit van de facultaire organisatie. In de praktijk betekent dit dat men door middel van de eigen interne jaar verslaglegging de bouwstenen voor de vijfjaarlijkse zelfstudie aandraagt. Hoe men de interne jaarverslaglegging vorm geeft, zou ik tot de eigen verantwoordelijkheid van de faculteit willen rekenen. Idealiter zou ik zelf daarbij een jaarverslag voor ogen hebben waarin in ieder geval zowel onderwijs, onderzoek en contractactiviteiten aan de orde komen, maar dat daarnaast evenzeer een financieel verslag bevat. Waar we tegenwoordig toch pogen alles in guldens uit te drukken, lijkt een dergelijke paragraaf mij voor alle facultaire betrokkenen buitengewoon nuttig, mogelijk zelfs verhelderend. Wanneer men een dergelijk jaarverslag binnen faculteitsbestuur en faculteitsraad daadwerkelijk binnen vier maanden na het verstrijken van het verslagjaar bespreekt, dan kan dit verslag ook een rol spelen in het bepalen van het facultaire beleid. En het is juist terwille van een consistent facultair beleid dat ik pleit voor integrale verslagen als zoeven verwoord. Als pendant van het facultaire jaarverslag zie ik een meerjarig facultair beleidsplan, waaraan de inspanningen en verrichtingen beschreven in het jaarverslag getoetst kunnen worden. Ik ben mij ervan bewust dat een dergelijke benadering op gespannen voet kan staan met de vraag om universitaire verslagen. Althans in de vorm zoals we die nu kennen. Daar valt echter wel een mouw aan te passen. Immers, bundeling van onderdelen is immer mogelijk, zij het dat deze wijze van werken een homogene universitaire presentatie in de weg staat. Maar in een ontwikkeling zoals we die thans meemaken, waarbij de faculteiten een steeds grotere autonomie verwerven, zullen we bereid moeten zijn een dergelijke prijs te betalen. Immers ook nu blijkt het al buitengewoon lastig om over de volle breedte van de universiteit op een enigszins homogene wijze te rapporteren. Daarbij doel ik dan niet zozeer op het wetenschappelijk verslag als wel op het onderwijsverslag. Ik zie dan ook geen enkele reden om krampachtig aan onze vigerende wijze van verslaglegging vast te houden, al geldt ook hier dat we nog maar recent deze weg zijn ingeslagen. 22

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen