1954 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 21

DE Dr Mr WILLEM VAN DEN BERGH-STICHTING

9

wordt gevraagd. D e zusters en ook de b e a m b t e n uit d e technische en tuindiensten, die m e t onze kinderen omgaan, moeten steeds trachten om voor hen het leven hier enerzijds aangenaam te maken, anderzijds hen ook zodanig te beïnvloeden, dat ze zich behoorlijk gedragen, zodat w e hier een goede samenleving krijgen. Hoewel wij aan d e opleiding van onze personeelsleden veel zorg besteden, moet niet vergeten worden, dat het voornaamste van h u n taak gelegen is in de liefde, die zij voor d e minder begaafden kunnen opbrengen. D e Christelijke geest die d e stichting moet ademen, en die d e aanleiding geweest is voor mensen als Dr van den Bergh tot het oprichten van onze vereniging, zal moeten stralen uit d e arbeid van al degenen, die hier werken. DISCUSSIE : Dr J. H. Landwehr : Spreekt zijn waardering uit over de belangwekkende causerie van Drs Steketee. Hij wil een enkele vraag stellen. 1. Hoe staat het met de voordij voorziening der minderjarigen? Heeft de Vereniging zelf de voogdij in bepaalde gevallen? 2. Wordt er gestreefd naar een zekere coëducatie der geslachten bij de minstgestoorden onder de debielen? Drs Steketee : In de Van den Bergh-Stichting worden vele voogdijkinderen verpleegd, doch meestal zijn het kinderen waarover een andere vereniging, als die waarvan de stichting uitgaat, de voogdij uitoefent. Bijv. Kinderzorg, Vereniging Schroeder v. d. Kolk te Den Haag, Pro J u ventute te Rotterdam, Ago en dergelijke. De Vereniging tot Opvoeding en Verpleging van Geesteszwakke Kinderen aanvaardt wel voogdijen, maar alleen voor zover het pupillen van Groot-Emaus te Ermelo betreft. Blijken de kinderen daar niet op hun plaats, dan geschiedt een enkele keer overplaatsing naar één der andere inrichtingen der Vereniging. Zodoende hebben we enkele „eigen voogdij-kinderen", doch Groot-Emaus blijft hierbij administratief ingeschakeld. Wat de coëducatie betreft kan ik meedelen, dat bij de kleine kinderen beneden 10 jaar coëducatie wordt toegepast. Ook hebben we een enkele schoolklas waarin jongens en meisjes geplaatst zijn. Voor de ouderen is het, gezien de sterk ongeremde erotische neigingen der verpleegde meisjes, niet mogelijk echte coëducatie toe te passen. Wel hebben we een ,,gemengde" wandelclub en doen jongens en meisjes gezamenlijk mee aan toneelstukjes en dergelijke. Gedurende enkele jaren hebben we in de zomer een kampweek gehad voor jongens en meisjes gezamenlijk, maar onder zeer nauwlettend toezicht houdende leiding. Ir J. Smidt: Wat de plaatsing van debielen in de maatschappij betreft, vermoedt spreker, dat hier wel weerstanden te overwinnen zijn. Indien dit juist is, hoe worden deze weerstanden overwonnen? Voelen staatsbedrijven als P.T.T., Spoorwegen en Staatsmijnen, de plicht om deze mensen aan werk te helpen? Drs Steketee : Het valt met de weerstanden mee; daar elke plaatsing individueel geschiedt, is het inleidende gesprek met de personeelchef van een groot bedrijf van groot belang. Overigens plaatsten we tcrt dusver vooral in kleine bedrijfjes, waar de baas zelf de jongen onder zijn directe leiding heeft. Een enkele pupil, die bij een „baasje' mislukte, is bij een gemeente geplaatst. De andere arbeiders waarderen hem dusdanig om zijn goede

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen