GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1957 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 181

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ingezonden Dordrecht, 13 mei 1957 Zeer geachte Redactie, Naar aanleiding van het belangwekkend artikel van coll Hendriks over „De eerste mens" (dit tijdschrift, afl 5, blz 117), zijn bij mij een aantal vragen gerezen, welke ik hier gaaine doorgeef Gesteld dat wij bij de schepping van de mens, gelijk die m Gen 2 7 wordt beschieven, mogen denken aan levende stof, waarom was het dan nodig dat God bij de formatie van de mens de levensadem m zijn neusgaten blies' Iets wat reeds levend is, behoeft toch met levend gemaakt te w o r d e n ' Nu zal cell Hendriks hier waarschijnlijk op antwoorden, dat de quintessens van de zaak niet gelegen is m dode stof, welke levend werd, maar in levende, dierlijke stof, welke een geest ontving Maar op de derde bladzijde van datzelfde aitikel schrijft hij uitdrukkelijk van een scholastisch hchaam-ziel dualisme niet te willen weten, m a w zich niet te kunnen vinden in de voorstelling dat de mens bestaat uit stof en geest De vraag rijst derhalve waarvan hier dan wel sprake i s ' Ten slotte is het mij m e t duidelijk hoe in dit verband en met deze zienswijze de tekst uit Gen 3 19 „want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren" uitgelegd moet woiden Immers wanneer stof synoniem IS met levende stof, dan zou er bij het sterven, wanneer ook volgens Hendriks de levensgeest van de mens opvaart tot God, levende stof moeten achterblijven en van een dood lichaam, een lijk, een stoffelijk overschot derhalve geen sprake zijn, tenzij men aan het woord stof in deze tekst tweeërlei betekenis zou toekennen Met dank voor plaatsing, hoogachtend, A C DROGENDIJK Antwoord

van de heer

Hendriks

Op verzoek van de Redactie wil ik gaaine op de bij coll Drogendijk gerezen vragen, trachten een antwoord te geven En dan wil ik beginnen met iets te citeren uit hetgeen prof. G Chr Aalders m de K V over Genesis 2 7 schrijft „Wat betreft het blazen m zijn neusgaten, zullen wij ongetwijfeld wèl doen, dit met te zeer op grof-zinnelijke wijze te verstaan, alsof God in een levenloos lichaam door middel van de neusgaten iets van Zijn eigen adem inblies Van de neusgaten is hier sprake, omdat we daar voornamelijk de adem door waarnemen Maar overigens zal de uitdrukking wel zo zijn op te vatten, dat de levensadem van de mens aan een rechtstreekse inwerking Gods te danken is " Tot zover prof Aalders In Genesis 2 7 hebben we m i niet te doen met een bericht, dat in chronologische volgoide ons de letterlijke schepping van de mens meedeelt, nl eerst het bouwen van de dode stof (waarom met de levende stof') en dan de inblazing van het leven (de ademhaling), maar de openbaring, dat de mens van het embryo af, door God geschapen is (Psalm 139 13—16) en door Zijn kracht het leven, de levensadem, ontvangen heeft, zoals ook Job getuigt ,,De Geest Gods heeft mij gemaakt en de adem des Almachtigen doet mij leven " (Job 33 4)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1957

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 349 Pagina's

1957 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 181

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1957

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 349 Pagina's