1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 196

156

M. ZEEGERS

redenering vaak geen haar beter. Daar vindt men gewichtige conclusies getrokken uit de combinatie van een bepaalde „aandoening" met andere stoornissen. Velen hebben een zwak karakter, sommigen komen uit een drankzuchtige familie, vaak vinden we nerveuze trekken enz. U zult begrijpen, dat zulke uitlatingen direct de vraag doen opkomen naar behoorlijke statistische verwerking. Wat is vaak, sommige enz.? Hoe staat het met deze getallen bij de rest van de bevolking? Daarover wordt geen woord gezegd. Ook al mag men de oudere literatuur geen al te strenge moderne maatstaven aanleggen, het moet toch ook toen duidelijk zijn geweest, dat we bijvoorbeeld zouden willen weten, wat de grens is van de gebruikte begrippen als „zwak karakter" en hoe het daarmee staat bij de overige bevolking. Bovendien begrijpt u, dat de psychiater slechts een bepaalde keus uit de ambtenaren ziet, degenen die zich ziek gevoelen, of die in moeilijkheden zijn geraakt. Precies hetzelfde geldt voor zijn ervaring met homosexuelen. Er zijn dus voorbeelden te over van „crooked thinking" met betrekking tot het vraagstuk der homosexualiteit.

Wanneer wij onbevangen wat betreft vooroordelen uit morele overwegingen en vooroordelen door wetenschappelijke en pseudo-wetenschappelijke theorieën de homosexualiteit benaderen, zien we, dat er nog maar weinig met zekerheid te zeggen is. Wij kunnen dan vaststellen, dat een betrekkelijk klein percentage van de mensen in hun sexuele leven uitsluitend de omgang met het eigen geslacht kent en begeert. Betrekkelijk klein, maar volgens sommigen toch altijd nog een vier procent van de mannen en wat minder van de vrouwen. Maar veel meer mensen zijn er, die meer of minder vaak en met meer of minder drang af en toe homosexuele handelingen plegen en willen plegen. Wij zijn tegenwoordig niet meer alleen op vage vermoedens of schattingen aangewezen. Ik kom nu uiteraard even te spreken over het Kinsey-rapport. Hoeveel bezwaren en kritiek men ook tegen het werk van Kinsey mag inbrengen, het is toch wel een zeer grote verdienste, dat hij begon met een systematisch onderzoek van het sexuele leven, dat hij feiten onderzocht en deze statistisch ging bewerken. Kinsey nu deelt mee, dat niet minder dan 37 % van de Amerikaanse mannen volgens zijn onderzoek wel eens homosexueel contact heeft gedurende het volwassen leven. Dit getal moge bij nadere controle misschien te groot blijken, daar het onderzoek niet representatief was

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen