GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1966 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 23

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEN EN KENMERK

7

kan de statistische samenstelling van de tripletten in de gevormde polyribonucleotiden worden berekend. Door hiermee de aminozuur samenstelling der verkregen peptiden te vergelijken, kon de code voor de aminozuren worden ontcijferd. Deze bleek voor bv. tyrosine AUU te zijn en voor valine UUG. Bij dit onderzoek kwam verder aan het licht, dat verscheidene aminozuren meer dan één codewoord hebben, bv. proline behalve het reeds genoemde triplet CCC bovendien nog CCA, CCU of CCG. Na deze opmerkingen over het coderingsprobleem keer ik terug tot het met een aminozuur beladen transfer-RNA. Dit hecht zich via de lus en niet via het aminozuur vast aan het boodschapper-RNA. Een aantal, vermoedelijk drie, stikstofbasen van de lus binden zich specifiek aan het corresponderende codewoord van het boodschapperRNA. Het bewijs, dat de specifieke binding aan het boodschapperRNA niet plaats vindt door middel van het aminozuur zelf, wordt geleverd door de volgende proef: Het aminozuur cysteine werd met behulp van zijn specifiek activerend enzym vastgehecht aan zijn transfer-RNA. Daarna werd het cysteine omgezet in alanine, zonder de binding aan het transfer-RNA te verbreken en zonder de structuur van het RNA te beïnvloeden. Toen met de methode van Nirenberg en Matthaei werd onderzocht met welk polyribonucleotide deze alanine in eiwit werd ingebouwd bleek dit het polyribonucleotide te zijn, dat specifiek is voor cysteine en niet dat voor alanine. Men neemt aan, dat de transfer-RNA moleculen zich achtereenvolgens via hun lus vasthechten aan het corresponderende triplet van het boodschapper-RNA. Op deze wijze komen de aan de transferRNA moleculen gebonden aminozuren naast elkaar te liggen in een volgorde, die bepaald wordt door de basenvolgorde van het boodschapper-RNA, die op haar beurt weer is bepaald door het DNA van het gen. Daarna laten de aminozuren los van het transfer-RNA en binden zich onderling tot een eiwitmolecuul. Uit het bovenstaande moge duidelijk geworden zijn hoe naar alle waarschijnlijkheid de synthese der eiwitten door genen wordt gedirigeerd. Nu is deze synthese slechts één der vele kenmerken der levende wezens en bij de meeste daarvan is het nog volkomen onbekend hoe zij zich uit de betreffende genen ontwikkelen. Zo is bv.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1966

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 368 Pagina's

1966 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 23

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1966

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 368 Pagina's