1969 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 83
J. BLOK
59
lemmert hem daarin evenmin. Als er spanning tussen geloof en natuurwetenschap optreedt moet er sprake zijn van een misvatting (238). Verantwoord handelen De vragen over verantwoord handelen staan bij Dippel centraal. Bij dat handelen wordt de natuuronderzoeker, die met de unieke ervaring ernst maakt, gekonfronteerd met de „leidende vanzelfsprekendheden en gerichtheden, die de wegen van onze kuituur en onze toekomst bepalen". Tegen deze „pseudo-mythen van de moderne westerse kuituur" trekt Dippel fel ten strijde (247). Hij omschrijft ze nader als „de filosofie van sukses, voordeel en macht" gepropageerd door „geisoleerde apartheids-ikken zonder naasten, die uitgaan van de stelregel ,ieder voor zich'". De natuuronderzoeker zal in deze situatie allereerst zelf moeten uitzoeken hoe zijn standpunt in deze kuituur moet zijn: het eerste ontmoetingsveld ligt in de existentie van de gelovende onderzoeker. Dan zal in het veld van de gemeente een ontmoeting moeten plaats vinden en daarna pas in het veld van kerk en wereld (251). Profane kuituur Het kultuurmillieu, waarin de ontmoeting tussen christelijke ethos en natuurwetenschap plaats vindt, wordt door Dippel uitvoerig besproken (251-269). Hij wijst daarbij enkele gangbare karakteriseringen af: sekularisatie („is het westen wel ooit christelijk geweest") mondigheid („het is een domineesnaïviteit om te denken, dat nu we beschikken over meer deskundigheid. .. we daardoor mondig zijn geworden"). Dippel karakteriseert de moderne mens liever als de profane mens, de mens voor wie niets meer heilig is, de zelf-genoegzame mens zonder religie, zonder bewuste niet-aardse bindingen (264). Samen met de gelovende mens woont de profane mens in het profanum, de voorhof vóór het heilige gebied van de tempel, het profanum dat „niet heilig, niet gewijd" is. De gelovende mens aanvaardt dit pro-fanum in hoop op heiliging, op de voleinding. In dit pro-fanum woont ook de religieuze mens, die de religie stelt boven het geloof, die gevallen is voor de „verburgelijking van het evangelie", die leeft in de sfeer van „de oneigenlijke, de religieuze Kerk, waar het geloof wordt gedomestificeerd, getemd en geabsorbeerd" (267). De religieuze mens zal er naar streven in het pro-fanum sakrale plaatsen op te richten (266), hij heeft aan de hoop en de verwachting niet genoeg.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 310 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 310 Pagina's