1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 272
224
EVOLUTIE VAN DE PROKARYOTEN
systeem aanwezig zijn en dat uit sommige soorten stammen geselekteerd kunnen worden die meer bouwstenen kunnen vormen (b.v. lysine, tyrosine etc.). Het meest uitgesproken geval is dat van de Salmonellae, een groep pathogene darmbacteriën, die hun pathogeniteit danken aan de struktuur van een lipopolysaccharide complex in de celwand. De aanwezigheid van dergelijke bacteriën wordt door de gastheer gereageerd door de vorming van antilichamen. Sommige bacteriën, die een afwijkend lipopolysaccharide vormen, worden door deze antilichamen evenwel niet onschadelijk gemaakt en kunnen zich dan gaan vermeerderen. Op deze wijze is het begrijpelijk, dat er vele duizenden verschillende lipopolysaccharide complexen bij Salmonellae gevonden worden. Uit de bovengenoemde voorbeelden is het duidelijk, dat de interaktie tussen pro- en eukaryoten van grote invloed is geweest op het ontstaan van de grote verscheidenheid van microorganismen zoals wij die nu aantreffen. Taxonomie en evolutie van de prokaryoten Voor de vraag besproken wordt hoe wij uit deze huidige, grote verscheidenheid van bacteriën iets kunnen afleiden over de evolutie van de prokaryoten moet ingegaan worden op de taxonomie van bacteriën. Microorganismen vertonen weinig variatie in vormen. Met morphologische eigenschappen is daarom geen goede classificatie te maken, en men moet o.a. physiologische kenmerken gebruiken. We moeten ons goed realiseren dat organismen die op grond van een bepaald classificatiesysteem bijeen gebracht worden, bepaald niet phylogenetisch verwant hoeven te zijn. Omgekeerd kunnen organismen, die in heel verschillende groepen worden ondergebracht wel een grote verwantschap vertonen. Voorbeelden hiervan zijn b.v. streptococcen, bolvormige bacteriën, die tot lange ketens verenigd zijn als een kralenketting. In het geslacht Streptococcus zijn bacteriën bijeengebracht, die geen enkele verwantschap met elkaar vertonen. Hetzelfde geldt voor sommige groepen eukaryotische organismen, b.v. het geslacht Saccharomyces, waarin o.a. de bakkersgist thuishoort. Dit zijn gisten, die zich delen door knopvorming, die ascosporen kunnen maken met 2—4 sporen per ascus en die fermentatief zijn. Dit lijkt een beschrijving waarvan men zou verwachten, dat ze een homogene groep organismen zou karakteriseren. Ook dit blijkt bij bestudering met nieuwe technieken helemaal niet het geval te
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's