De vrijheid van het bijzonder onderwijs - pagina 163
Academisch proefschrift ter verkrijging van de graag van doctor in de Rechtsgeleerdheid aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
lingen gezamenlijk bij het streven naar een taakverdehng als één geheel
moeten worden beschouwd. Een compromis werd bereikt, toen de
bijzondere instellingen verklaarden: 'al is er in de rechtssfeer een wezenlijk
verschil tussen de bijzondere en de openbare universiteiten, in de beleidssfeer
zijn de bijzondere universiteiten bereid samen te werken'.^^
Hoewel nu binnen de werkgroep-Piekaar wel overeenstemming bestond
over de verwezenlijking van de volledige bekostiging van het bijzonder weten-
schappelijk onderwijs, kon de werkgroep toch niet verder, omdat het on-
mogelijk was 'de herziening van de financiële regeling van de bijzondere
instelhngen te beschouwen los van de financiële regehng van de openbare in-
stellingen'.^^' Op voorstel van de werkgroep besloot de minister daarom tot
instelling van een afzonderlijke Werkgroep regeling financieel beheer univer-
siteiten en hogescholen,^^^ naar haar voorzitter als regel aangeduid als de
commissie-Simons.^^^ Omdat intussen als gevolg van het tijdsverloop de voor
de jaren 1964—1967 getroffen interimregehng subsidiëring bijzondere univer-
siteiten en hogescholen afliep, was de minister bovendien genoodzaakt om
bij tussenwetje deze interimregehng met eenjaar te verlengen. ^^'^
Uï.lA.De 100%-wet
III.7.4.1. Het ontwerp
Medio 1968 bracht de commissie-Simons rapport uit.^^^ De werkgroep-
Piekaar verwerkte dit rapport in een concept-wetsontwerp^^* en op zijn beurt
nam minister Veringa de voorstellen van de werkgroep-Piekaar nagenoeg
ongewijzigd over in een wetsontwerp 'tot wijziging van de wet WO in ver-
band met een algemene herziening van de bekostigingsregeling voor de open-
bare en bijzondere instelhngen van wetenschappelijk onderwijs'.^^'^ Aan dit
wetsontwerp lagen twee uitgangspunten ten grondslag; enerzijds om de rijks-
bijdrage voor de bijzondere instellingen op 100% te brengen en anderzijds
om de autonomie van de openbare instellingen te verruimen. Deze uitgangs-
punten vonden hun synthese in één bekostigingsregeUng met een voor open-
bare en bijzondere instelhngen gelijke bekostigingsmaatstaf op basis van de
vereisten van een redelijke taakverdeling.
320. Notulen zevende vergadering werkgroep-Piekaar dd. 29 september 1966, blzz. 2 en
3.
321. Brief van minister Diepenhorst aan alle instellingen van wetenschappelijk onder-
wijs; brief dd. 21 februari 1967, DGW 153909.
322. Ingesteld door minister Veringa bij brief dd. 26 mei 1967, DGW 157153. De com-
missie bestond uit vertegenwoordigers van de openbare en de bijzondere instellingen en
ambtenaren.
323. Prof. mr. D. Simons was hoogleraar aan de NEH.
324. In deze wet werd tevens een subsidieverhoging tot 98,5% voor de Universiteit van
Amsterdam over de jaren 1966-1968 bewerkstelligd; Bijlagen bij de Handelingen II
1967-1968, no. 9531; wet van 2 oktober 1968, Stb. 507.
325. Rapport dd. 26 juli 1968, aangeboden bij brief OKW dd. 26 augustus 1968,
DGW 171.792.
326. Zie rapport werkgroep-Piekaar dd. 7 februari 1969.
327. Bijlagen bij de Handelingen II 1968-1969, no. 10.262. Dit ontwerp werd inge-
diend op 13 september 1969.
151
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1978
Publicaties VU-geschiedenis | 264 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1978
Publicaties VU-geschiedenis | 264 Pagina's