Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 286
De Vrije Universiteit 1880-2005
onzekerheid over de keus van de middelen. Bezettingen zijn pas in 1969 uitgevonden.
Over stakingen werd wel eens gepraat, maar men besefte dat die op niemand indruk zou-
den maken. Bij de autoriteiten bestond dan ook weinig vrees voor gewelddadige uitbar-
stingen. Meynen liet in een interview van oktober 1967 merken geen heil te zien in
medezeggenschap van studentenzijde. 'Een mens kan nooit meer geven dan hij heeft,
met andere woorden: studenteninspraak kan niet verder reiken dan het inzicht dat de
student zich kan verwerven over verschillende aspecten van het universitaire beleid.' Hij
kon dus iets zeggen over de didactische waarde van een bepaald college, of de accommo-
datie van de collegezalen. Maar van faculteitsbeleid, onderwijsplanning, beurzenbeleid,
numerus clausus of collegegelden had hij geen verstand. Praatte hij er toch over mee,
dan zou hij geneigd zijn tot emotionele oordelen.3"' Ook de Vereniging maakte zich in
juni 1968 nog geen zorgen. Studenten wilden meer invloed, en dat streven kreeg een on-
evenredig grote publiciteit, 'waardoor buitenstaanders een geheel onjuiste indruk kun-
nen krijgen van de werkelijke verhoudingen aan de Vrije Universiteit'.^'^ In diezelfde
maand werd de toestand eveneens besproken door een gezelschap van erkende insiders,
de academische senaat. Sanders constateerde een zekere onrust bij de psychologen, maar
de geoloog Wiggers meende dat het vertrouwen hersteld was, en Diepenhorst trok de
zaak in het belachelijke. De enige pessimist was de fysicus Joh. Blok. Hij zag 'een kleine
groep die in de richting van het fascisme denkt en die een grote groep meesleept'.^"?
Dat woord fascisme klonk in die tijd vaker, en wekte dan altijd ergernis. Progressieve
studenten meenden juist democraten te zijn in optima forma. Zij zagen de universiteit
zoals we het zo-even hoorden van Van der Wal: een gemeenschap van allen die daar
werkzaam zijn, docenten, studenten, technische en administratieve staf, waarin iedereen
meebeslist in gelijkwaardigheid. Dat ideaal wilden ze ook uitdrukking geven in het
onderwijs. De Nijmeegse studenten H.C. Boekraad en M.J. van Nieuwstadt lanceerden
daarvoor een plan dat zij projectonderwijs noemden. De totale leerstof moest worden
aangeboden vanuit een project. Studenten zouden niet meer een reeks specialismen be-
studeren met hun eigen probleemstellingen, maar in hun projectgroep de specialismen
te hulp roepen als die het centrale thema konden verhelderen.3^ Examens en tentamens
kwamen te vervallen. De student haalde zijn graad door een tijdlang mee te werken aan
een project. De leden van de groep bepaalden dan eikaars deskundigheid. Voor hoogle-
raren was in deze opzet eigenlijk geen plaats meer. Een door de Nederlandse Studenten-
raad georganiseerd congres sprak in april 1969 zijn voorkeur uit voor afschaffing van dat
ambt. De onderwijsbegeleiding kon heel goed worden overgenomen door medewerkers
in tijdelijk dienst.3^'
Ernsting vulde het in voor de Vrije Universiteit. Ook hij was een verklaard tegenstan-
der van het professorenambt. Het gangbare onderwijs was ondemocratisch. 'Kennis
wordt overgedragen in een meester-knechtverhouding, om door individuele toetsing la-
ter in een concurrentiesfeer gebracht te worden.' Het geneesmiddel was de project-
groep: gezamenlijke kennisoverdracht op basis van de interesse van alle deelnemers.
282 EEN HOEKSTEEN IN HET VERZUILD BESTEL
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's