Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 245
De Vrije Universiteit 1880-2005
leen de verontrusten, die Baarda's publicatie aan scherpe kritiek onderwierpen. Een ge-
zaghebbend man als H.N. Ridderbos, in Kampen hoogleraar voor de nieuwtestamenti-
sche vakken, tekende protest aan tegen wetenschappelijk onderzoek dat zich niet be-
woog binnen de grenzen van de canoniciteit van de Schrift. Wie de gemeente wilde
bewaren bij het geloof, zou zich van deze methoden niet mogen bedienen.^* Ridderbos
heeft geen bezwaarschrift ingediend bij de gereformeerde synode of bij de Vrije Univer-
siteit. Wel richtten de predikanten D.J. Couvée, A. Keyser en B. van Oeveren zich met
een klacht tot de curatoren. Die arrangeerden een gesprek van de drie met Baarda en
Schippers, dat echter 'niet geheel bevredigend' verliep.^s Een andere uitkomst viel ook
moeilijk te verwachten. Zodra het gesprek zich zou verheffen boven het niveau van vage
en ongerichte verzoeningspogingen, moest blijken dat de standpunten onverenigbaar
waren. Aan de zijde van de Vrije Universiteit bestond ook geen bereidheid tot conces-
sies. De Gaay Fortman zei tegen directeuren dat hij het boekje van Baarda eenvoudig su-
bliem vond.9^ Voor hem stond het vast, dat de universiteit mensen met zo'n moedig en
onbevangen oordeel krachtig in bescherming zou moeten nemen.
Met Baarda is ook nog gesproken door de deputaten die namens de gereformeerde
kerken toezicht hielden op de theologische faculteit. Bij dat gesprek waren echter ook
andere jongere docenten betrokken. Het ging om Baarda, Kuitert en Augustijn. Van de-
ze drie bleef C. Augustijn meestal buiten de vuurlinies. Als kerkhistoricus had hij niet
rechtstreeks met de bijbelwetenschappen te maken. Wat hij schreef over de invoering en
het gezag van belijdenisgeschriften in de zestiende eeuw kon misschien wel ergernis of
teleurstelling wekken, maar daarover viel dan te praten in de sfeer van de aardse weten-
schappen. Bij de interpretatie van historische bronnen kunnen nu eenmaal fouten ge-
maakt worden, en die bronnen zelf zijn door niemand ooit onfeilbaar genoemd. Van Au-
gustijn zullen we dus verder weinig horen. Over Baarda wel, en nog veel meer over
Kuitert.
Kuitert hebben we al leren kennen als studentenpredikant. Na enkele jaren dat ambt
bediend te hebben, werd hij in 1965 aan de theologische faculteit benoemd als weten-
schappelijk ambtenaar, zoals het toen nog heette, om in 1967 bevorderd te worden tot
gewoon hoogleraar. Die functiewisselingen hadden geen invloed op zijn manier van
spreken. Die bleef vrijmoedig, oorspronkelijk, en dikwijls aan of net over de rand van de
gereformeerde traditie. Belangrijk is vooral dat zijn uitleg van het scheppingsverhaal
door de beoefenaars van de natuurwetenschappen met blijdschap was begroet. Eindelijk
was er dan een theoloog opgestaan die tussen Schrift en natuur geen tegenspraak waar-
nam. De eerste drie hoofdstukken van Genesis, zei Kuitert in een lezing voor de vu-
vrienden, dienen zich niet aan als de beschrijving van historische gebeurtenissen. Tot
die conclusie kom je door het lezen van de bijbel zelf ^7 Dat was gesproken naar het hart
van Lever en Sizoo. Zo kregen de biologen de vrije hand. Maar in feite werd hier een
soort omgekeerd concordisme in stelling gebracht. Moest in de tijd van Aalders en Hepp
natuurwetenschap zich aanpassen bij het bijbelverhaal, nu had op zijn beurt de bijbel
DIENENDE WETENSCHAP 1955.1968 241
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's