Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 186
De missie Otto
Voor het faculteitsbestuur is er in de gegeven omstandigheden weinig ruimte om
geaccepteerd centraal beleid te ontwikkelen. De mate waarin dat binnen het
bestuur als frustrerend wordt ervaren, is met uniform Dat neemt met weg dat de
situatie voor het CvB, waarmee het bestuur zijn zorgen deelt, aanleiding is om een
extern onderzoek te suggereren. Zo besluit het faculteitsbestuur in het late najaar
van 1988 om de heer Otto van het adviesbureau GITP in te schakelen bij het in
kaart brengen van problemen en mogelijke oplossingen'"' Binnen de faculteit
wordt het initiatief met gemengde gevoelens ontvangen Velen beoordelen het als
een zwaktebod dat de externe positie eerder zal schaden dan baten Uitgaande
van eigen kracht zou het bestuur de faculteit naar buiten toe helder moeten neer
zetten. Otto interviewt in de eerste maanden van 1989 een aanzienlijk aantal direct
betrokkenen binnen de faculteit, waaronder met name het wetenschappelijke esta-
blishment In mei van dat jaar presenteert hij voor hen zijn bevindingen " a) de
faculteit heeft problemen, b) de meest vooraanstaande medewerkers maken daar
geen probleem van, c) een vicieuze cirkeP" Ms bedreigende factor wordt primair
aangemerkt "het teruglopend (of structureel te laag) aantal studenten, dat nauwe-
lijks te beïnvloeden is "Daaruit vloeit voort dat de faculteit bij heropname in het
VU verdeelmodel'" een korting van 10-15% boven het hoofd hangt "kaasschaaf of
kiezen'"'^" Verder stelt Otto "Het onderzoek is facultair weinig samenhangend,
184 ondanks enkele (optische) paraplu constructies, meer samenhang zou betere
financiermgsmogelijkheden kunnen bieden Het basisonderwijs ( T en 2" jaar) zit
goed in elkaar, daarna moet de student (te)veel zelf organiseren" De cultuur ken
schetst hij als "individueel en vrijblijvend Samenwerken is met het doel maar een
afgeleide, er is weinig commitment met het Instituut De staf acht zichzelf vol
doende breed en van goed kwalitatief niveau, 'meer mag je met verwachten' De
faculteitsleidmg voelt zich gefrustreerd en machteloos wel condities scheppen,
maar met de baas spelen Samenhang is met af te dwingen. De facultaire gemeen-
schap heeft geen behoefte aan een sterke man, wie dat wil is verdacht, de functie
van faculteitsbestuurder wordt ervaren als een weinig aantrekkelijke baan'"".
Noodzaak voor de faculteit, zo concludeert Otto is
a meer samenhangend beleid,
b een hoger serviceniveau ten behoeve van de student,
c het zoeken naar nieuwe inhoudelijk combinaties, en
d meer organisatie
Hoe dat te realiseren' Otto meent a) een sterke leiding en coördinatie, eventueel
dwang, en b) meer teamwork en wij-gevoel Maar, zo vraagt hij zich tenslotte af
"willen we dat"?
In een bijeenkomst op 23 november 1989 doet Otto vervolgens voor de gehele
facultaire gemeenschap verslag van zijn bevindingen In een daarop volgend inter-
view met Geoscoop^" geeft hij te kennen zich "bijzonder te verbazen over het feit
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's